Introductie

 

Publicaties tot 2000

 

Publicaties na 2000

 

Interviews

 

Bronnen

 

Verantwoording

Eberhard Jungfer & Dirk Vogelsang

 

 

 

Cluster - De nieuwe etappe van het kapitalisme

 

Voorwoord (2008)

 

Een vertaling van het voorwoord van “Cluster - Die neue Etappe des Kapitalismus". Materialien für einen neuen Antiimperialismus. Detlef Hartmann, Gerald Geppert, Assoziaton A, 2008

cluster

 

Het boek dat we hier presenteren  gaat over "clusters" en de nieuwe sociale technieken van onderwerping en zelfsturing zoals ze door de overheid met de "hervormingen van de arbeidsmarkt Hartz I-IV" (1) worden gepusht. Het biedt materiaal voor een politieke discussie waarbij tot dusver slechts de contouren helder zijn van de relevante thema's en terreinen. Op het eerste gezicht zou dit materiaal wellicht nuttig kunnen zijn voor het  "wortel schieten" van een mogelijk nieuw ontwikkelend radicaal-links in de wijken, of voor politieke interventie rondom de arbeidsbureaus die als kern van de "hervormingen op de arbeidsmarkt" de sociale aanval strategisch organiseren en uitvoeren. Echter, in de allereerste plaats gaat het er eenvoudigweg om een standpunt in te nemen met betrekking tot een nieuwe maatschappelijke realiteit waarop met de traditionele linkse posities en begrippen geen vat meer kan worden gekregen. Als inleiding volgen hier slechts enkele samenhangend geformuleerde gedachten met betrekking tot de beide gepresenteerde artikelen die onze discussies en komende debatten binnen de Materialiën-redactie (2) zullen bepalen. Moge ze stimuleren tot kritische verdieping in de artikelen door ze als inhoudelijk-thematische steengroeven voor het politieke werk te gebruiken. Moge ze prikkelen tot op de praktijk gerichte discussies en debatten over de toekomst van sociaal-revolutionaire politiek (3).

1.

Laten we de vage en onduidelijke etiketten "neo-liberalisme" of "neo-liberale globalisering" die alles en niets verklaren nader onder de loep nemen. Men zou natuurlijk ook andere gangbare formules van de "bewegingen die kritisch staan tegenover globalisering" kunnen nemen. Ondertussen zijn deze begrippen niet in staat de realiteit inzichtelijk te maken, om maar te zwijgen van de bruikbaarheid  als gereedschap voor kritisch gedifferentieerd denken. Afgezien daarvan blijven deze etiketten, ook wanneer ze met kritische bedoelingen worden gebruikt, verbonden met de macht en het kapitaal. Misschien waren ze geschikt om de theorie van de Friedman-school, de contra-revolutie in Chili, de politiek van de iron lady, de Reaganomics en de schuldendictaten van het IMF of ook de operaties van de regering Kohl - die uitliepen op de hervormingen van de arbeidsmarkt door de Groenen en de sociaal-democraten - af te grenzen van de sociaal-democratische etappe met "Keynesianisme" als tegenbegrip. Wellicht waren deze begrippen ook nog bruikbaar om een terrein van trial and error bij de gewelddadige reorganisatie van de kapitalistische productieketen, de kapitalisering van regio's en devaluatie van levensaanspraken en overlevingseconomieën taalkundig aan te vallen: de vaak geforceerde "creatieve destructie" van oude industrieën, traditionele industrial relations, falende staten (failing states) en achterhaalde politieke theorieën. Uiteindelijk laten de gestolde, van alle dynamiek van het sociale ontdane, algemene etiketten - gelet op een gedifferentieerde maatschappelijke omwenteling - ons eerder hulpeloos en zonder begrippenkader achter.
Dit hele op zichzelf gerichte begripsinstrumentarium is ons inziens niet geschikt om de "nieuwe" kapitalistische greep op menselijke, lees "sociale" subjectiviteit en de daarmee verweven complexe dynamiek in de metropolen zelfs maar te kunnen begrijpen, ook al komt ze in de ideologische terminologie van het neo-liberalisme (kwaliteitsmanagement, project, empowerment) ons tegemoet. De offensieve doorontwikkeling van het toyotisme in bedrijven - zowel in de vorm van industrie- als sociale politiek binnen clusters toegepast, die met de herstructurering van de Duitse arbeidsmarkten nu tot de onderste segmenten doorslaat - en de nieuwe vereisten voor mensen om zichzelf in de markt zetten, zouden ons inziens veelmeer als een poging tot "een totalitaire greep op menselijke subjectiviteit" moeten worden beschreven, als een het sociale inkapselende machtsstrategie van doelgerichte en gestuurde isolatie, als het prepareren van het levende sociale ten bate van politiek machtsbehoud en de rationaliteit van de kapitalistische markteconomie, die hart en verstand maar ook het lichaam van elk individu buitmaken. Tegenover zo'n maatschappijsysteem van totale exploitatie van het subject en de bevolking, lijkt "neo-liberalisme" juist een bagatelliserende term. Voor de heerschappij van de economisering van het sociale, die de dwang tot zelfzorg en nieuwe constituties van het subject voortbrengt, zijn nog geen begrippen ontwikkeld en wel omdat deze begrippen pas uit concreet verzet kunnen worden afgeleid. Tot dan zijn al de geleerde debatten over biopolitiek en gouvernementaliteit uitdrukking van een theoretische stagnatie en een politiek van gesloten concepties. Het terrein winnende eenheidsdenken (pensee unique) raakt op de keper beschouwd ook onze reflecties. Het roept de vraag op naar mogelijkheden tot kritisch inzicht en "wetenschap".  

2.

Het lijkt erop dat de "clusters" het laboratorium vormen voor de volgende etappe om de sociale productiviteit te laten groeien en zelfs voor een nieuwe vorm van politiek die, bij eerste beschouwing, de plaats inneemt van de kapitalistische deregulering aan het eind van de 20ste eeuw. Met geweld werd de kapitalistische economie van haar sociaal-politieke regulering bevrijd en worden de technologische en politieke blokkades in transnationaal kader uit de weg geruimd. De regulatie van de sociaal-democratie en binnen de nationale staten van het oude type, toen er nog ijverig kon worden gedroomd van hervormingen binnen een politiek getemd kapitalisme, werd met steeds weer nieuwe liberaliseringsgolven weggespoeld. De dijken, die vormen van sociaal begrip en politieke legitimatie mogelijk maakten, zijn intussen doorgestoken. Alleen parlementair "links" voedt tegenwoordig bij de onderklassen weer de droom van de eeuwig durende welvaart in een kapitalisme dat in nationale staten is ingedeeld, wel wetende dat dit alleen tegen de aspiraties van een wereldwijd informeel subproletariaat kan worden gerealiseerd. Daarmee werft ze voor de tot periodieke verkiezingen beperkte politieke deelname uit de 19e en 20e eeuw, en verleent ze deze lege vormen van politieke participatie een "nieuwe", al lang ter discussie staande legitimatie. Ze claimt opnieuw de macht om op socialistische wijze leiding te geven aan mensen, iets wat helaas onlosmakelijk met "links" is verbonden en wat dit begrip voor eens en altijd in diskrediet heeft gebracht.
Een wezenlijk element van het Toyota-systeem is de organisatie van "kwaliteitsprocessen" om met behulp van projectmanagement en targetstelling de stimulans om mee te doen te verhogen, onverschilligheid te overwinnen, passiviteit terug te dringen en vaardigheden die niet worden gebruikt - individueel en zelfbepaald, dat spreekt vanzelf -  in het productieproces in te brengen. Het complete moderne managementvocabulaire draait erom uit te zoeken hoe de terughoudendheid van het werkende individu open te breken en hoe de levende arbeid efficiënt in het kapitalistische productieproces te integreren valt. Net zoals in de vorige eeuw het taylorisme het alledaagse leven ook buiten de fabriek in toenemende mate normerend bepaalde (wat we toen fabrieksmaatschappij hebben genoemd), zo dringt nu het toyotisme de regio binnen om opnieuw de dichotomie tussen arbeid en leven te overstijgen en de eigenzinnige nissen van improductief en ineffectief leven te bezetten welke zich binnen de fordistische cyclus in de braakliggende industrieterreinen, de vervallen binnensteden en zelfstandige hersenen nog konden uitbreiden. Het overdragen van de methodiek van bedrijfsvoering op de regio en haar mensen en het africhten van een kwaliteitsbevolking binnen een regionaal kwaliteitsproces vormen de kern van de cluster-politiek. Ze zijn ook kenmerkend voor de B.V.Wolfsburg. Ondertussen wordt aan de rand van de productieve regio, radicaler dan ooit tevoren, een proces van repressieve integratie en uitsluiting georganiseerd waarbij het niet meer gaat om een vermindering van de sociale budgetten, maar om het openen en toegankelijk maken van passieve, "onwetende", eigenlijk niet productieve bevolkingsgroepen. Daar gaan de hier gepresenteerde artikelen over.

De nieuwe totaliteit van de greep op de regio lijkt er op te wijzen dat de kapitaalmacht technisch en politiek een nieuwe fase ingaat om "het leven" productief te maken. Het medisch-industrieel complex heeft het menselijk lichaam al lang in uit te buiten en winstgevend materiaal veranderd, maar het gaat om meer. Bij "biopolitiek" gaat het erom hoe het gehele sociale leven zo kan worden gestuurd, geregeerd en georganiseerd, dat elk individu met al haar potentieel zichzelf zo soepel mogelijk in het proces van uitbuiting en productie van meerwaarde en rijkdom inbrengt. De gedresseerde rat moet haar levenslange race ook nog zelf organiseren. Maar gaat het hier niet echt om 'dressuur’, maar om een maatschappelijke organisatie die zichzelf als doel stelt om het psycho-sociale en cognitieve vermogen van mensen in een nieuw proces van waardeschepping op te zuigen waarin het leven als zodanig en de rat race samenvallen.
Duitsland is in dit opzicht een laatbloeier. In Philadelphia, New York, New Jersey, maar ook in Lissabon en Barcelona, is al enkele jaren sprake van cluster-politiek. Anderzijds heeft de Duitse generale staf van sociale planning met het opdoeken van de DDR al veel ervaring met "secundaire integratie" van "overbodige" bevolkingsgroepen opgedaan die ze voor de uitvoering van Agenda 2010 konden gebruiken. Blijkbaar kunnen McKinsey of Bertelsmann dit soort processen beter organiseren dan de staat - hier heeft het een nieuwe, slimme generatie van sociaal-technologen voor nodig die naïef en gedecideerd genoeg zijn om eenvoudige zekerheden en inzichten van het kapitaal in steeds weer nieuwe variaties van interdisciplinair opgestelde analyses en theorieën als "rationele kennis" te presenteren, deze vervolgens maatschappelijk aanvaardbaar te maken en in agressieve concepten van verbouwing van de maatschappij om te zetten.

3.

Wanneer er een historisch keerpunt zou moeten worden genoemd als overgang van de "korte 20ste eeuw" naar de huidige tijd, dan zou dit zonder enige twijfel het jaar 1989 zijn. Het wereldwijde kapitalistische offensief had geen antwoord meer op de militair-keynesianistische en door het socialistische klassencompromis overbelaste staats-socialistische maatschappij. De nieuwe staatssocialistische elites voerden daarop met hun bezuinigingsprogramma's en ten koste van talloze mensen zelf een snelle integratie in de wereldmarkt door. Tegelijkertijd ontwikkelde het wereldwijde offensief van het kapitaal vanaf de jaren '90 productiekrachten op een nieuw en hoger niveau en in een tot dan toe ongekende omvang. Hiertoe behoorden op de allereerste plaats de expansie van de transnationale financiële markten en het ontstaan van transnationale elites welke gepaard ging met een ongebroken overheersing van het transnationale kapitaal, transnationale ondernemersorganisaties en haar hovelingen en lobbyisten binnen de globale machtsinstituties. De grote speculatieve zeepbel op de nieuwe markten had met name één functie: een omvorming van waarde, de relatieve devaluatie van de klassieke productiemiddelen en de kapitalisering van "kennis" als productiekracht en nieuwe bron van rijkdom.

Een netwerk van megacities omspant inmiddels de aardbol waarvan de draden via micro-kredieten, media en internet tot ver in de periferie reiken. Wereldwijd kennen kinderen dezelfde megastars, dezelfde soap series en dezelfde computerprogramma's. Het initiatief van Negroponte, om elk kind op de drie continenten wat nog niet is verhongerd, een computer als socialisatieapparaat te schenken, is zeer succesvol. Tegelijkertijd ervaren wij tegenwoordig hoe de sinds 20 jaar bestaande wereld van informatie en gegevens als een nieuw sociaal regulerend systeem werkt. Ze vormt een nieuwe productiewijze van informatieverwerking, kennisproductie en het bemiddelen hiervan en genereert nieuwe vormen van op kennis gebaseerde maatschappelijke productiviteit. Dit proces wordt door haar protagonisten "kennismaatschappij" genoemd. Binnen dit technisch-humaan proces wordt tegelijkertijd de subjectiviteit en het sociale van het individu opgezogen, technisch geformatteerd en glad gestreken. De verworven kennis lijkt buiten de ervaring van intersubjectiviteit te kunnen. Daarmee is het dodelijke gevaar van alle abstractie een feit (amok, geneeskundesysteem, mensenbestuur). Tegelijkertijd worden de universiteiten middels het Bologna-proces snel vernield en tot "ondernemende hogescholen" omgevormd. Het gehele onderwijssysteem wordt tegenwoordig geherstructureerd en gekapitaliseerd, "Bildung" draait op de keper beschouwd om de inhoud van een aan het systeem conforme autopoiese. Tegelijkertijd wordt ook de sociale flexibiliteit van het onderwijssysteem opnieuw uitgebalanceerd (onderwijs als waar). "Kennismaatschappij" is ook een etiket om de maatschappelijke kosten van onderwijs te privatiseren en met behulp van globale/europese concurrentie goedkoper te maken en de kennisproductie kapitaalconform te organiseren. De extra uitgaven van burgerlijke middengroepen (zogeheten onderwijsinvesteringen) in de opleiding van hun kinderen bedragen immense sommen en deze markt wordt door een geprivatiseerd onderwijsaanbod breed bediend. Onderwijs wordt tot het verkrijgen van bepaalde certificaten en haar bruikbaarheid beperkt (employability), hieruit ontstaat nieuwe afhankelijkheid van op kapitalistische wijze bepaalde toegang tot beroepen -  zij het zonder baangarantie.  De globale standaardisatie en het marktconforme karakter van kennis plaatst de kennisarbeider onder internationale concurrentiedruk. Haar marktprijs daalt snel, er vormt zich een nieuw IT-proletariaat.

Aan de hand van talloze details kan worden geconstateerd dat de grenzen tussen arbeid en "leven" in de "kennismaatschappij" steeds meer verdwijnen. Het kwantificeren van kennisarbeid, welke voor een belangrijk deel ook autopoiese en het werken aan het arbeidsvermogen van anderen is, het zichzelf oriënteren en aanbieden op de markten, wordt onmogelijk: waar begint arbeid en waar houdt het op? Ogenschijnlijk kan deze vorm van arbeid, waar socialisatie primair onder valt en die überhaupt alleen binnen een sociaal systeem mogelijk is, met het begrip abstracte arbeid van Marx niet meer goed worden begrepen. Het staat vast dat heteronomie sowieso een wezenlijk kenmerk van arbeid is, maar dat hiermee niet alles is gezegd. We bevinden ons in een situatie waarin het begrip arbeid verdwijnt en, met haar, het begrip arbeidersklasse. Het staat vast dat ook het klassieke begrip van de arbeidswaarde voor een belangrijk deel aan analytische bruikbaarheid heeft ingeboet.

Natuurlijk  is het verleidelijk het op een nieuwe, abstract maatschappelijke wijze productieve en het op een of andere manier in de massa opgaande IT-proletariaat tot een mogelijke democratische tegenspeler van het Empire te presenteren, zoals Hardt en Negri dit met het begrip multitude hebben gedaan. Er hoeft niet aan worden getwijfeld dat deze groepen daadwerkelijk in een vroeg stadium verzet en vrijruimtes binnen de "kennismaatschappij" kunnen ontwikkelen. Het probleem bestaat echter daaruit dat een binnen de huidige tijd adequate 'klassenanalyse" vanaf het begin af aan globaal moet beginnen en dat zo'n analyse de wereldmarktarbeiderSTers in China, de boeren in India en de vluchtelingen in Soedan, niet in de catacomben van niet-kennis mag laten wegzakken. Ze moet verzet tegen de dreiging met vernietiging door het globale kapitalisme ontwikkelen omdat dit de urgente kern van haar ethische bepaling vormt. Het verdedigen van de belangrijkste levensmiddelen, tegen de kapitalisering van de middelen van bestaan, is wereldwijd van het grootste belang.
We zullen dus aan een historisch materialisme moeten werken die het bijzondere en gelijktijdige van de strijd tegen het globale kapitalisme tot uiting brengt, wel beseffende dat het noch de multitude, noch een wereldarbeidersklasse en ook niet de van hun rechten beroofde en verdreven mensen zullen zijn die de hegemonie van het verzet verdienen en dat nieuwe inzichten, nieuwe begrippen, nieuwe ruimte, pas binnen een veelzijdig sociaal proces zal ontstaan. Tot dan toe blijft het juist om eerder de grenzen van theorievorming aan te geven dan luchtkastelen te bouwen. Misschien zal de discussie met Slum-Dweller groepen, die we voor de komende maanden hebben gepland, ons een stap verder brengen.

4.

Binnen de tayloristische fabrieksorganisatie bleef de arbeider een zielloze "Black Box" die door tijdschema’s en het voldoen aan gestelde normen in beweging werd gebracht. De '"psychotechniek" van de jaren '30 berustte met name op discipline, dwang en controle. Pas het subject achter de computer wordt tot een monade, verdwijnt interactief, verdubbeld en verliest zichzelf, wordt tot een ensemble van voorgefabriceerde programma's. Bijna 25 jaar geleden heeft Ahlrich Meyer zijn ook tegenwoordig nog lezenswaardige hypothesen over de door informatica verdubbelde wereld geschreven. (“Informationstechnologien -  eine neue Stufe im Klassenkampf”, AUTONOMIE NF 13/1983, pp. 51-66). In deze hypothesen ging het niet alleen om de maatschappelijk processen die konden worden gesimuleerd als een nieuwe vorm van sociale preventie en controle, maar in eerste instantie werd de virtuele wereld als een aftreksel en als het verlies van subjectieve constitutieomstandigheden geduid. Het destijds geuite vermoeden kan tegenwoordig aan de hand van computerspelletjes en mens-machine-interacties in het arbeidsproces worden geverifieerd. Miljoenen mensen dartelen intussen op het internetplatform "second life" rond waar ze met “nieuwe, zelf in elkaar geknutselde identiteiten” een virtueel leven leiden. Er ontstaan compleet nieuwe steden of oude als evenbeeld in second-life. Virtueel grondbezit wordt intussen tegen echt geld verhandeld. Onlangs bekende een second-life-deelnemer in een radioprogramma dat een echte kus toch opwindender was dan een kus in de virtuele ruimte. Oké dan ... Een andere kant wordt gemarkeerd door de digitale "sociale netwerken" als Facebook, My Space of studiVZ waar wereldwijd enkele honderden miljoenen mensen aan meedoen en zonder enige vorm van dwang meer over zichzelf bekendmaken aan informatie, gewoonten en voorkeuren dan de veiligheidsdienst legaal ooit mogelijk is gemaakt om in te snuffelen. Er ontstaat een "einde van de privé-sfeer" wat complementair is aan het inbreken door veiligheidsdiensten op personal computers. De druk van het kapitalistisch offensief op de subjecten is enorm. Individuen en samenleving moeten zich steeds weer "opnieuw uitvinden" - desnoods op second life. Je moet erbij horen!
In het verleden heeft Detlef Hartmann gewezen op het elementaire proces van het technologisch geweld, waarin veelzijdigheid en openheid in de betekenis van een niet-teleologie door algoritmen worden vervangen (“ Leben als Sabotage” , Tübingen 1981). Nu is het tijdstip aangebroken om de draad van deze discussie over subjectiviteit en technologisch geweld in het computertijdperk opnieuw op te pakken. Dat de programma's intussen zo'n complexiteit hebben bereikt dat ze voor het individu ondoorzichtig zijn geworden, verandert niets aan haar duidelijke doelgerichtheid die niet alleen dienstbaar is aan het behalen van maximale winsten, maar ook gericht is op het gevangen nemen van het individu, en wel door de logica van de programma's zelf. Het individu wordt een gevangene van een dwang tot zelfsturing en -presentatie, tot interactieve productiviteit en het winstgevend maken van het zelf. Complementair hieraan treedt er een preventieve veiligheidsstaat tevoorschijn, die zowel door workfare als door warfare wordt gekenmerkt -  gegarneerd met regelmatige love parades, carnavals en met nieuwe wereldkampioenschappen en gelegenheden voor een ieder vlaggen en individualiteit tentoon te spreiden.

Voor Detlef Hartmann ging het destijds al om een materialistische toegang tot de constitutie van het subject, want alleen met zo'n toegang zou het kunnen lukken om subjectiviteit en verzet als basis en essentie van een materialistisch opgevat historisch proces te denken - het kapitaal als sociale verhouding, geen objectivering van maatschappelijke verhoudingen, maar haar analyse als tussenmenselijke en maatschappelijke processen, als historische processen van klassenstrijd. Alleen in dit opzicht zijn wij nog marxisten, en dit punt vormt het wezenlijke van het desideratum van een politieke theorie. Destijds geloofde men een materialistische theorie van de constitutie van het subject met behulp van taaltheorieën, antropologische studies en culturele ingangen op het spoor te kunnen komen - tegenwoordig zal men meer dan ooit "educatie" en ook de constitutieve effecten van de mens-computer-interactie moeten aanspreken.

Het nazistisch-keynesianistisch klassensubject werd in de wereldoorlogen gevormd en neigde in vredestijd tot opstandigheid. Het postmoderne subject wordt aan het beeldscherm gevormd en neigt tot abstract geweld welke uit de kilte van het algoritme voortkomt. De programma's waaraan het individu als monade aan de computer is blootgesteld, brengen een permanente oproep over tot vormgeving van het eigen zelfverantwoordelijke ik uit voorgevormd bouwmateriaal. Kwam de stabilisering van het zelf in het '"sociaal-democratisch tijdperk" veelal tot stand door consumptieve attributen, die vanwege de uitbuiting van miljoenen verspreide wereldmarktarbeiderSters betaalbaar waren, zo verminderen nu andere, nog goedkopere roezen de schaamte om het gekleineerd worden en het gevoel waardeloos te zijn. Amusement, consumptie, porno en oppervlakkige kennis worden tot een elixer gemengd die ons dagelijks via de televisie en de portalen tegemoet stroomt. Communicatie volgt het ritme van goedkope tarieven, volgens bepaalde door het net en telefonie gestuurde processen. Het individu vind zichzelf voortdurend opnieuw uit, in het bewustzijn dat de bouwstenen van zijn zelf elders zijn gefabriceerd. Een wereld van genormeerde individualisten en door de media gevormde life-styles vervangt de postnazistische claim van conformiteit. Tegenwoordig wijkt iedereen vol genot van de norm af. Het brave, saaie , gecompliceerde wordt argwanend in de gaten gehouden. Tegelijkertijd worden door de staat aan het lol trappen duidelijke grenzen gesteld zoals onlangs de Rostock-people knuppeldik hebben gevoeld. Bij serieus weerspannige individualiteit bestaat gevaar voor terrorisme! Uit al deze facetten wordt een "ondernemend zelf"  samengesteld, met alle virtuele vrijheden uitgerust en slechts aan één dreiging blootgesteld: in de creatieve rat race niet op te mogen geven. That's the mystery!
Mogelijkerwijs vind een "proletarisch gebruik" van nieuwe technologieën eerder in de periferie en in de sloppenwijken plaats dan in de metropolen. Zoals de televisie in het begin aanleiding gaf tot het afleggen van bezoeken en bijwonen van bijeenkomsten voordat het de ideeën rondom life-styles vormde, zo wordt nu het mobieltje als middel voor snellere communicatie gebruikt, zonder daarbij het primaat van de sociale relatie te verwoesten (het betreft hier eerder een vorm van blijvende verdwijning). En verder kunnen de sociale netwerken in de periferie de computers ongetwijfeld een tijd weerstaan en er tegelijkertijd concreet nut uithalen. Wanneer er hoop bestaat op emancipatie van subjecten, dan zou dit wellicht gebaseerd kunnen zijn op de ongelijktijdigheid van perifere maatschappijformaties en postmoderne informatietechnologie.

5.

Doordat we niet genoeg weten van de constitutie van subjecten, zijn we eerder geneigd over politiek te praten. De burgerlijke politiek verscheen in de 19e eeuw als enscenering en vervanging van revolutionaire politiek op het toneel van parlement, pers en banketten. De volksmassa's werden van hun grote thema's onteigend, deze thema's werden omgevormd tot politieke standpunten en meningen en van hun oorspronkelijke radicaliteit ontdaan. Tijdens het nationalisme van de 20ste eeuw werden investeringen in de bevolking gecombineerd met een sociaal racisme wat uit de koloniale politiek werd geïmporteerd en zich als negatieve bevolkingspolitiek wereldwijd verbreidde.  De Westerse naoorlogse democratieën berustten voor een belangrijk deel op een door de staat gereguleerde belangenafweging tussen de nationaal geformeerde sociale klassen. Deze werd onder de doctrine van de Koude Oorlog als veiligheidsstaat met noodtoestandswetten ingedekt (Modell Deutschland). Deze fordistische democratieën bereikten als "verzorgingsstaat" een zekere politieke stabiliteit en een nieuw niveau van maatschappelijke productiviteit. De geformeerde maatschappij werd door openlijke en verborgen tegenstromen sinds eind jaren '60 ondermijnd. Het "proletarisch gebruik" van sociale uitkeringen en de groeiende politieke looneisen in de fabrieken markeerden de grenzen van het fordistische politieke systeem, gelijktijdig met de wereldwijde antikapitalistische en cultuurrevolutionaire opschudding eind jaren '60. De "Revolution of Expectations" op de drie continenten werd een teken aan de wand voor het fordistisch-democratisch systeem dat op globale schaal geen draagkracht had.
Er kon alleen worden gedereguleerd zolang er belastbare, oude vormen van regulering aanwezig waren, voldoende sociaal weefsel, varianten van een of ander soort overeenkomst. De als neo-liberaal betitelde kapitalistische contra-revolutie deed in de centra de sociale lonen wegsmelten, sleep en saneerde de "verzorgingsstaat"  en maakte de door concurrentie gedreven rat race tot de overheersende sociale ontwikkelingsmotor.  Vooral mensen afkomstig uit de van de normen en normaliteit afwijkende "gevaarlijke sociale klassen" werden weer openlijk door sociaal werkers gekoeioneerd en opgesloten. De nieuwe lust om te straffen werd door de media aangewakkerd, de soeverein slaat toe en bezint zich op haar recht te beslissen over leven en dood. De preventieve veiligheidsstaat, naar binnen en buiten toe tot de tanden toe bewapend, verschaft zich middels de steevast opnieuw aangewakkerde paniek over criminaliteit en terreur een enigszins stabiele politieke legitimatie. "Veiligheids- en bajesindustrie" worden een winstgevende bedrijfstak. Risicopreventie wordt zowel voor de staat als voor het individu een basisregel. Uitgesloten wordt degene die de aansluiting mist, die tot een vanuit het oogpunt van veiligheid of gezondheid gedefinieerde risicogroep behoort of tot diegenen die binnen het kapitalistische productieproces al tot een "overbodige restbevolking" worden gestigmatiseerd: ouderen, zieken, immigranten en de kinderen van de geproletariseerde onderklassen. Een blik in de armoede-rapporten van de welzijnsinstellingen die enerzijds de sociale aanval met hun collaboratie nog efficiënter maken, anderzijds de vernietiging van de levenskansen van honderdduizenden kinderen en jongeren door de "hervormingen op de arbeidsmarkt" toch ter sprake brengen - kinderen die slecht worden gevoed, gekleed en opgeleid. Dit vormt een ongekende "vernietiging van levens" in de metropolen. Hartz IV produceert doden - zij het vooralsnog alleen in uitzonderingsgevallen en aan de rand van de samenleving.
De meest opvallende fenomenen van het nieuwe type heerschappij zijn echter niet armoede en de bajes -  de wereld van de armoede is versplinterd en achter allerlei façades weggestopt. Het zijn de nieuwe door de media bepaalde werelden, door de uitvoerende macht bepaalde vormen van politiek en supranationale politieke ensceneringen. De excessen van de veiligheidsstaat en de grote events waarmee de wereld moet worden gered, drukken de materiële verliezen van de ontrechte en uitgeputte mensen aan de kant. Het verdwijnen van maatschappelijke samenhang wordt daarnaast door een virtuele samenhang vervangen die uit de logica van computerprogramma's voortkomt en die, zoals al beschreven, een globaal karakter kent. Doordat de media en "de kennis" naar zichzelf verwijzende en op koopkracht georiënteerde systemen zijn, komen armen hier alleen nog voor als object van voyeuristische folklore of als een mensenpark wat renderend moet worden gemaakt.
In de drie continenten betekende de deregulering vanaf het begin af aan massamoord, low intensity warfare die in verschillende regio’s mensen naar de wereldmarktfabrieken sluisde en elders sociale triages in de vorm van hongerrampen, bloedbaden en verdrijving betekende. Het beeld van de smart manager, ook al betreft het een Chinees, bedriegt. Het type politicus van de failing states is de warlord die in staat is om binnen het verval van het sociale een winstgevende orde te vestigen. De door de VS geleide contra-revolutie probeerde wereldwijd, en zonder hierin veel te differentiëren, de sociale blokkades op de drie continenten open te breken en de technische en institutionele hindernissen voor  de groei van markten en investeringen te overwinnen. Waar ze hierin niet slaagden werden de geostrategisch belangrijke regio’s en degene rijk aan hulpbronnen met militair machtsvertoon bezet, vanuit het oogpunt van concurrentie jaloers geassisteerd door het "liberale imperialisme" van de Europese NAVO-staten. De verdediging van de Westerse leefwijze, van "democratie en mensenrechten" -  zelfs in de Hindukusch -  wordt blijkbaar altijd nog door een meerderheid gesteund. Complementair aan de africhting en imperiale kolonisering van de subjecten binnen de clusters en de metropolen, volgt in het kader van de "global war on terrorism"  een wereldwijde aanval van het kapitaal. Endemische oorlogen bij de nieuwe grenzen, verdrijving, het opsluiten en managen van mensen in kampen en migratiecontroles zijn vormen en middelen van geweld om de wereldwijde sociale opdelingen in stand te houden, opdelingen die de ruimtes van totale exploitatie scheiden van de ruimtes van dood en catastrofes. Er ontstaat een nieuwe sociale geografie van diffuus verlopende grenzen van geweld over de gehele wereldbol, tot in de metropolen.
De belangrijkste schakel tussen de transnationale heerschappij en de post-democratische politiek heet "antiterrorisme" . De klimaatpolitiek is, politicologisch gezien, haar Europese variant. De globale oorlog strekt zich als zonnestaat uit tot in de metropolen en maakt zingevend aanspraak op soevereiniteit, op klimaatcontrole en grondstoffen. Nieuwe registratiesystemen doordringen de maatschappij ( bijvoorbeeld het elektronisch patiëntendossier, het sofi-nummer of tolheffing, maar bijna dagelijks komen hier nieuwe voorbeelden bij). De gewiekste implementering van programma's voor het africhten en doen verdwijnen van het zelf moet door naar binnen en buiten toe gerichte dwang worden gegarandeerd. Want alle heerschappij beseft ten volle het vluchtige karakter van een vooral door media en virtueel voortgebrachte consensus.

6.

Het gaat ons als onverbeterlijke grijsaards hier niet om het verbreiden van cultuurpessimistische theorieën, maar om het heropenen van een discussie over nieuwe mogelijkheden van verzet. Kennis is macht, zei een leider van de arbeidersbeweging honderd jaar geleden -  de kennisproductie ten tijde van McKinsey lijkt daarentegen de ruimte en zingeving van het individu tot slechts enkele keuze-alternatieven te hebben teruggebracht. Ze veronderstelt altijd al aanpassing en gelijkschakeling van het subjectieve potentieel en talent dat daarom ook al van kinds af aan wordt gedomesticeerd, beperkt en op concurrentie gericht wordt geformeerd - vaak zelfs met de beste "pedagogische bedoelingen". Wat betekent het feit dan nog dat een gymnasiast van nu meer weet dan een kardinaal 200 jaar geleden?

We hebben evenwel geen reden om de hongeratrofie van de hersenen van voorbije eeuwen op sociaal-romantische wijze te verklaren. We zouden een actief belang moeten formuleren bij een nieuwe dialectiek van kennisproductie die kansen zou kunnen creëren, zodat er weer meer ruimte voor andere mogelijkheden en zingeving kan ontstaan. Tegenover het “Wereldbeeld van de Algoritmen”, om een actuele recensietitel over de macht van zoekmachines aan te halen, moet een ethos van aufhebung worden geplaatst – alle verhoudingen omver te werpen waarin de mens een vernederd, geknecht, verlaten en een verachtelijk wezen is (Marx). Tegenwoordig zou hier aan moeten worden toegevoegd: een “overbodig” wezen is. De overweging uit de jaren ’80, dat er alleen vat op de nieuwe technologie kan worden gekregen door deze te saboteren en te weigeren eraan mee te doen, is, met alle sympathie, net zo achterhaald als de vernielde weversstoelen van 1844.  Maar de complexiteit van de programma’s veroorzaakt fluctuaties. De monaden aan de monitor hebben, vergeleken met de vorige generatie, oneindig veel meer op techniek gebaseerde mogelijkheden om op onderzoek uit te gaan en zich met een overvloed aan vervangende identiteiten opnieuw uit te vinden. Misschien ook, om manieren te vinden om zich, tenminste tijdelijk, van het mens-machine-systeem te emanciperen en naast of tegen de tijdstroom in te plaatsen.

Nieuwe sociale ruimtes, die boven het bestaande uit stijgen en perspectieven openen, ontstaan zonder enige twijfel alleen collectief en door het in de praktijk zoeken naar plaatsen van verzet. Misschien zouden de nieuwe technologieën van daaruit ook op haar “proletarische gebruikswaarde” kunnen worden onderzocht. Hier lijken met name de mogelijkheden van een wereldwijde communicatie fascinerende perspectieven te openen. Maar de ruimtes op internet zijn krap, programma’s zijn gestructureerd, servers kunnen op eenvoudige wijze worden uitgeschakeld en communicatie kan eenvoudig worden tegengegaan. Virtuele ruimte kan sociale ruimte niet vervangen. Ervaring, leren, levende communicatie en discussie heeft  nabijheid nodig wat door het sociale pas ontstaat, een andere publieke opinie heeft sociale plaatsen van verzet nodig, de straat, het arbeidsbureau, het kamp…

Onze taak zou zijn, gelet op de technologisch opgewekte grenzenloze schijnmogelijkheden, antithetisch vast te houden aan de authentieke oriëntatie op het sociale. De meerderheid van de wereldbevolking zit niet achter de computer, maar leeft in de slum cities op de drie continenten. De inbraak van de periferie  in de metropolen neemt daarentegen vele vormen en gestaltes aan: migratie, feminisering van de arbeid, bestaansonzekerheid, kampen, uitsluiting, armoede en geweld… Nieuwe perspectieven, nieuwe aanknopingspunten.  We hebben de tijd tegen. Maar, dat het ‘zo verder zou kunnen gaan’ zou, volgens Walter Benjamin, een catastrofe betekenen. Hebben we een keus, Sisyphus?