Introductie

 

Publicaties tot 2000

 

Publicaties na 2000

 

Interviews

 

Bronnen

 

Verantwoording

Interview Detlef Hartmann - Kritiek. Jaarboek voor socialistische discussie en analyse 2011

 

‘Zij hebben ons nodig, zo simpel is het’

 

Een interview met Detlef Hartmann.

 

Verschenen in Kritiek. Jaarboek voor socialistische discussie en analyse 2011. ISBN 978-90-817263-1-3. Het interview wordt gevoerd door Bart van der Steen.

In opvolging van het interview organiseerde de redactie van het jaarboek Kritiek samen met het IIRE op 27 januari 2012 een lezing van Detlef Hartmann in Amsterdam. Deze lezing is op de website van de IIRE terug te zien.

kritiek2011

 

Detlef Hartmann (1941) woont in een nog-niet-geheel-gegentrificeerde arbeiderswijk in Keulen, waar hij werkt als vrijgevestigd advocaat. Hij is sinds midden jaren zeventig politiek actief, eerst als redacteur van Autonomie en later – vanaf het einde van de jaren tachtig – bij de serie Materialien für einen neuen Anti-Imperialismus. In zijn publicaties heeft hij zich vooral geconcentreerd op de machts- en beheersingsstrategieën van de heersende elite en de technologische aspecten hiervan: hij deed dat voor het eerst uitgebreid in zijn boek Leben als Sabotage (1980) en later in Cluster (2008). Op dit moment werkt hij aan een boek over de crisis, het offensief van de nieuwe kapitalistische elites en de mogelijkheden tot verzet hiertegen. Zijn meest recente boek, Krisenlabor Griechenland (2010), kan gezien worden als een voorstudie voor deze nieuwe uitgave.

Met Hartmann voerden we een gesprek over de huidige crisis, precarisering en aangrijpingspunten voor tegenstrategieën.

 

BvdS: Beste Detlef, in je boek Cluster beschrijf je een nieuwe vorm van kapitalisme, die zich vooral concentreert op de incorporatie van subjectiviteit in het kapitaal. Met andere woorden, het in waarde omzetten van gevoelens, ideeën en verlangens. In deze context heb je het ook wel over een kapitalistische ‘Griff in die Seele’. Wat bedoel je daar precies mee?

DH: Ik bedoel daarmee dat de manier waarop het kapitalisme functioneert sinds het midden van de jaren zeventig fundamenteel veranderd is. Tot die tijd had het kapitalisme in het Westen een industrieel karakter. De fabrieksarbeider moest simpelweg een bepaalde serie van fysieke taken vervullen, zodat de productie aan de gang bleef. Er was dus sprake van een soort ‘externe’ disciplinering van de arbeid, want wat de werknemer dacht tijdens zijn werk of wat hij van zijn werk vond, dat was (voor de kapitalist) van geen enkel belang. De heftige arbeidsconflicten van de jaren zeventig, in combinatie met de jongerenrevolte, hebben dit systeem echter volledig opgeblazen. Arbeiders waren niet langer bereid om hersenloos werk te doen voor lage lonen, terwijl jongeren überhaupt niet meer de fabriek in wilden en simpelweg wegbleven. Men wilde niet meer van zeven tot vijf de fabriek in, om werk te verrichten waar niemand plezier aan beleefde, en vervolgens terugkeren naar een woning in een grauwe flat in een buurt waar ook niets te beleven viel.
De manier waarop meerwaarde, winst, werd gegenereerd botste dus radicaal met het verlangen van mensen om zichzelf te verwerkelijken: zichzelf te ontplooien en werk te doen dat men leuk en belangrijk vond. Hier liggen dan ook de wortels van de economische crisis van de jaren zeventig en de ineenstorting van de fordistische welvaartsstaat, die na het einde van de oorlog was opgebouwd. Het kenmerkende van het nieuwe kapitalisme is nu juist, dat het probeert datgene in waarde om te zetten, dat het oude kapitalisme in een crisis gestort heeft: het verlangen van mensen om zichzelf te verwerkelijken, zich te ontplooien en het streven naar zinvolle en stimulerende activiteiten.

BvdS: De menselijke subjectiviteit moet dus getemd worden en ondergeschikt gemaakt aan de belangen van het kapitaal. Hoe gaat dat precies in zijn werk?

DH: Men moet zich realiseren dat het karakter van arbeid zich veranderd heeft: van industriearbeid naar dienstverlening. Dat betekent dat naast het daadwerkelijke maken van producten vooral management, vormgeving, marketing en distributie centraal zijn komen te staan. Daarnaast is ook ‘affectieve arbeid’ (lesgeven en verplegen bijvoorbeeld) steeds belangrijker geworden. Die sectoren zijn sterk gegroeid en in al deze beroepen zijn precaire arbeidsverhoudingen dominant: flexwerken, tijdelijke contracten, etc. Deze ontwikkelingen zijn nog verder in een versnelling gekomen door de opkomst van het internet en andere communicatietechnologieën.
Door al deze ontwikkelingen is de motivatie van werknemers van zeer groot belang geworden. Van werknemers wordt niet langer gevraagd gewoon te doen wat hun opgedragen wordt – zoals vroeger in de fabriek – ze moeten nu ook enthousiast zijn, ze moeten meedenken en hun gevoelens van eigenwaarde en zelfverwerkelijking met hun werk verbinden. Een grafisch ontwerper of reclamemaker kan niet gewoon routinewerk doen, hij moet er met zijn volle aandacht en enthousiasme bij zijn. Dat is niet een abstract idee: in neoliberale denktanks wordt zeer expliciet gediscussieerd over de vraag hoe men werknemers in zo’n positie kan drijven, dat ze al hun energie en enthousiasme in hun werk stoppen.

BvdS: Deze strategieën staan centraal in het boek Cluster, klopt dat?

DH: Precies, daarin laat ik zien hoe het Amerikaanse McKinsey en andere consultancybedrijven deze ontwikkeling voortstuwen, en deze ideeën en methoden verder ontwikkelen en verspreiden. In Duitsland werkt McKinsey bijvoorbeeld nauw samen met de Bertelsman Stiftung; samen vormen ze de twee belangrijkste consultancybedrijven van Duitsland. De leiding van deze bedrijven is tevens een gesprekspartner en permanent adviesorgaan van de Duitse overheid. Maar McKinsey en Bertelsman zijn niet de enigen die deze ideeën propageren, ook de voormalig directeur van de Amerikaanse centrale bank Alan Greenspan was en is een energieke vertegenwoordiger van dit programma. Dat laat dus zien wat voor een invloed zij hebben: hun ideeën beïnvloeden niet alleen de bedrijfsvoering van grote ondernemingen, maar ook de regeringspolitiek.

BvdS: Deze twee aspecten zijn beide zeer belangrijk, en misschien kunnen we ze alle twee na elkaar bespreken. Hoe worden deze ideeën bijvoorbeeld praktisch omgezet op de bedrijfsvloer?

DH: In Duitsland hebben we bij onze ondersteuning van de arbeidsconflicten bij Gate Gourmet in de praktijk en van dichtbij kunnen zien hoe deze strategieën functioneren. Gate Gourmet is het grootste cateringbedrijf voor de luchtvaartsector ter wereld, ze produceren dus vliegtuigmaaltijden. In 2002 huurde de directie McKinsey in om het rendement te verhogen. De strategie was om de winst te vergroten door de dwang tot zelfmotivering bij de werknemers te verhogen. Dat begon ermee dat men spelletjes en uitjes organiseerde Zo ging men karten en kreeg men de opdracht miniatuurvliegtuigjes te bouwen. En elke keer werd het zelfstandig nadenken en initiatief nemen gestimuleerd. Er moest een proces van zelfstimulering en zelfoptimalisering in gang gezet worden. En dat gebeurde ook. Later zei een van de werknemers bijvoorbeeld: ‘Ik krijg dit virus er niet meer uit. Wanneer ik in de keuken koffie zet, ben ik al aan het nadenken op welke manieren ik tijd kan sparen of welke dingen ik ook nog mee kan nemen, zodat ik niet twee keer heen en weer hoef te lopen. Dat zit helemaal vastgevreten in mijn onderbewustzijn… zo ver zijn we al!’
Deze plannen voor Gate Gourmet zijn uiteindelijk mislukt omdat de arbeiders niet akkoord gingen met de verhoogde werkdruk, die natuurlijk van begin af aan het doel was. Van oktober 2005 tot april 2006 is er maandenlang gestaakt. Dit voorbeeld laat niet alleen zien hoe deze strategie in elkaar steekt, maar ook waar haar zwakte ligt: het winststreven loopt te hoop tegen de eigenwaarde en het verlangen naar zelfverwerkelijking van mensen. Of – om Marx aan te halen – ze loopt vast op de ‘natuurlijke barrières van het menselijke karakter.’ Mensen willen niet gejakkerd worden, maar zelf controle houden over het arbeidsproces.

BvdS: Eerder zei je dat deze strategie van de nieuwe kapitalistische elite ook de regeringspolitiek beïnvloedt...

DH: Dat klopt. Deze regeringen hebben in feite ook weinig alternatieven. Het kapitaal heeft tegenwoordig zo’n omvang en zo’n bewegingsvrijheid gekregen, dat ze in feite de politiek beheerst: wanneer een regering zich niet voegt, verlagen de ratingbureaus de kredietwaardigheid van een land (zoals bij Griekenland, Portugal en nu zelfs de VS), waardoor de rente op staatsleningen toeneemt... en dat heeft ingrijpende gevolgen, zoals we hebben kunnen zien. Men moet zich dus voegen, anders vliegt men eruit. Dus werken regeringen samen met het kapitaal. Dat heeft gevolgen op twee niveaus.
In de eerste plaats neemt de staat een stimulerende rol aan: ze optimaliseert de omstandigheden waarin het kapitaal zich verder kan ontwikkelen. Silicon Valley staat daarbij model als een goed functionerend cluster. Het gebied is gespecialiseerd in het bedienen van één bepaalde sector: IT. Mensen en bedrijven trekken niet alleen naar Silicon Valley omdat de belasting laag is en de infrastructuur goed, maar ook omdat de leefkwaliteit er hoog is en er na werktijd veel te doen. Dat trekt hoogwaardige arbeidskrachten aan. De staat moet dus de omstandigheden creëren waarin het kapitaal zich kan uitbreiden. En dat gaat verder dan alleen belastingpolitiek en sociale zaken, ook cultuur en ruimtelijke ordening spelen een belangrijke rol.
Tegelijkertijd garandeert de staat ook de disciplinering van de werknemer, doordat ze het proces van precarisering steeds verder op de spits drijft: de rechten van werknemers worden uitgekleed, evenals sociale voorzieningen voor mensen die om welke reden dan ook buiten de waardevormings-cyclus komen te staan, zoals werklozen en zieken. De tijd waarin de staat een zekere levensstandaard voor iedereen garandeerde, is definitief voorbij. In Duitsland ontstond er enige jaren geleden een groot schandaal omdat een Hartz IV-ontvanger [Hartz IV is de uitkering voor langdurig werklozen – red.] na een conflict met het arbeidsbureau gekort werd en in zijn huis verhongerde; hij stierf gewoon een hongerdood. Destijds was dat in Duitsland een extreem geval, tegenwoordig is het een geval onder velen. Er vindt een daadwerkelijke isolering en degradatie van de onderklassen plaats. Zo kan het arbeidsbureau Hartz-ontvangers dwingen te verhuizen naar goedkopere woningen; dat betekent dus, dat ze mensen verdrijft. Daarnaast heeft het arbeidsbureau dus de mogelijkheid om het maandgeld te verlagen tot onder de armoedegrens. De gevolgen hiervan, de dreiging die hiervan uitgaat, is haast niet te overschatten.
Van iedereen wordt zo geëist dat ze meedoen, meedenken, en zichzelf waardevol maken. Men moet continu scherp blijven, anders lig je eruit. En de levensstandaard van de onderklassen functioneert als een voortdurende herinnering aan de andere werknemers, dat men dit moet doen: het alternatief is sterven in armoede.

BvdS: Dat klinkt zeer deprimerend. Zijn er nog wel manieren waarop men zich tegen deze aanval kan weren, zich kan verzetten?

DH: Er vindt continu verzet plaats, overal in de samenleving. In de arbeidsbureaus bijvoorbeeld leidt deze mensonterende politiek telkens weer tot woede-uitbarstingen van de betrokkenen. De vestigingen moeten zich verzekeren tegen vernielingen. Daarbij is het ook niet zo dat de kapitalistische elites een foutloos, volledig ontwikkeld plan zouden hebben. Het voorbeeld van Gate Gourmet toont aan dat hun plannen niet altijd werken. Sinds de ondergang van het fordisme zijn ze op zoek naar nieuwe wegen, en hun leerproces is gekenmerkt door trial and error. Het is dus niet zo dat zij een uitgedacht plan hebben, dat wij vervolgens alleen maar kunnen proberen tegen te houden. Het is eerder zo dat hun ideeën voortkomen uit de conflicten die wij met hen uitvechten. Dat in de eerste plaats is zeer belangrijk om ons te beseffen.
Het tweede wat we ons moeten beseffen, is dat zij meer dan ooit op ons zijn aangewezen. Het systeem draait niet langer (enkel nog) op ongeschoolde, willoze krachten die de fabrieken aan de gang houden. De kapitalisten, de ondernemingen en regeringen willen onze ideeën, onze verlangens, onze motivatie in winst omzetten. Ze hebben ons nodig. Maar hun streven stuit telkens weer op weigering en verzet – en dat gebeurt overal, niet alleen in de bedrijven, maar ook in de openbare ruimte. ‘Reclaim the streets’ en ‘Recht auf Stadt’ zijn leuzen onder wier vlag de controle en de disciplinering verworpen wordt, vooral door jonge mensen. Vorige week werd hier in Keulen nog een ‘Nachttanz-Demo’ georganiseerd, die meer dan zes uur duurde. Jongeren organiseerden een gratis feest in straten, lege gebouwen, waar ze maar wilden. Dat doet denken aan de leus ‘prendiamoci la città’ (neem de stad in eigen hand) uit het Italië van de jaren zeventig. Maar vandaag de dag heeft deze praktijk een heel andere betekenis. Deze jongeren laten zien, dat ze het kapitaal niet nodig hebben om zichzelf te verwerkelijken, en dat ze weigeren een bron van meerwaarde te zijn. Datzelfde gaat ook op voor het bezette Autonome Zentrum hier in de stad. Ik bedoel hiermee niet dat dit de enige strategie is, maar dat er overal verzet plaatsvindt. Deze mensen zeggen simpelweg: jullie hebben ons nodig, maar wij doen niet mee. De hele geschiedenis van het kapitalisme is bepaald door deze voortdurende strijd tussen het streven van kapitalisten levende arbeid in waarde om te zetten, en het voortdurende verzet daartegen van de mensen die deze arbeid belichamen; ze doen dat ofwel door zich aan dit proces te onttrekken (‘Nachttanz’), danwel ertegen te vechten (Gate Gourmet). En dat gebeurt nog steeds.
Dat geldt ook voor de Cluster-Strategie, die als doel heeft een bepaalde sfeer, ambiance of synergie te creëren die als motor moet dienen voor economische groei. Dit doel maakt hen ook kwetsbaar, want wij kunnen in dit proces interveniëren. Vooral wanneer toe-eigeningsstrategieën (bijvoorbeeld van openbare ruimte) laten zien hoezeer zij op het leven, op levende wezens zijn aangewezen, kan leven op elk moment omslaan in sabotage. Een ander voorbeeld is de gekraakte Rote Flora in Hamburg. Toen conservatieve politici voorstelden om dit pand te ontruimen, zeiden de economen van de lokale Kamer van Koophandel spontaan: nee, niet doen! Wij hebben deze alternatieve flair nodig, want dat trekt bedrijven en elites aan, de zogenaamde ‘high-potentials’ van de creatieve sector. Hetzelfde geld voor ordehandhaving: als er teveel politie op de straat is, die hard optreedt, dan voelen deze nieuwe elites zich ook niet op hun gemak en trekken weg. Hier bestaan dus allerlei aangrijpingspunten voor verzet.
En deze kwesties worden ook binnen de kapitalistische elite intensief bediscussieerd, bijvoorbeeld in het boek van Richard Florida, The rise of the creative class. Daarin zegt hij letterlijk: wij hebben een levendige stad nodig, met alternatievelingen en conflicten, want dat trekt deze nieuwe creatievelingen aan en die zijn van centraal belang voor de nieuwe economische groei. Goede ideeën, slimme vormgeving, creativiteit – dat komt niet op commando, dat vereist een zeker enthousiasme en gevoel van verbondenheid. Ze hebben dus onze motivatie en onze ruimtes nodig – dat geeft ons in principe ook zeer veel macht.

BvdS: Levert dit ook aangrijpingspunten om tegen de precarisering te vechten?

DH: Ten dele, maar er is ook nog iets anders dat naar mijn mening zeer belangrijk is. Links zou zich veel meer moeten toeleggen op het scheppen van verbanden met diegenen die daadwerkelijk in het middelpunt staan van de huidige sociale conflicten. Dat betekent dat ze veel meer moeite zou moeten doen om contacten te leggen met groepen die traditioneel niet tot haar vaste clientèle behoren, zoals flexwerkers, Hartz IV-ontvangers en migranten. En dat dan niet in qua tijd beperkte campagnes, als een vorm van event-hopping, maar echt op die mensen afstappen, proberen vaste contacten op te bouwen en die ervaringen ook te delen. Want in gezamenlijke strijd ligt niet alleen het perspectief van de politisering en bewustwording van de anderen; het verbreedt boven alles ook de eigen horizon en verandert het eigen perspectief. Men beseft in zulke situaties pas echt, dat zij geen ander gevecht voeren dan wij, dat er geen fundamentele tegenstellingen tussen ons bestaan die verhinderen dat we elkaar kunnen naderen in deze gezamenlijke strijd. Dat is ongelofelijk belangrijk. Men beseft opeens hoe beperkt de eigen realiteit vaak is. De mentale grenzen tussen links en deze groepen moeten afgebroken worden, en solidariteit en vaste contacten bieden de sleutel daartoe.
Hier in Keulen hebben we onlangs geprobeerd met onze groep te mobiliseren rondom de thema’s Griekenland en de revoltes in Noord-Afrika. Daarbij werd nog eens duidelijk, hoe sterk deze grenzen nog altijd zijn. Daar liggen dus mogelijkheden voor links. Klassiek-links had voor deze thema’s aanvankelijk slechts weinig interesse en op bijeenkomsten en demonstraties waren slechts kleine groepjes van hen aanwezig. En dat terwijl er op deze demonstraties veel migranten aanwezig waren en ook als sprekers optraden Dat is een groep die normaliter maar weinig contact met linkse groepen heeft. Daar moeten we dus onze energie op gaan richten.

BvdS: Er wordt ook vaak gezegd, dat het onderhand tijd is deze stap te zetten, omdat ook veel linkse activisten precarisering aan den lijve ondervinden, en het verschil tussen hen en de ‘onderklassen’ niet zo groot meer is..

DH: Dat klopt ook. Wanneer ik met activisten praat, doorgaans veel jonger dan ik, komt het gesprek vaak op de manier waarop het neoliberalisme hun dagelijks leven beheerst, zowel op school als op de universiteit en zowel in hun woonsituatie als in hun arbeidsperspectieven. Het neoliberalisme raakt ons allemaal, en de tijd dat activisme een manier was om, via een omweg, hogerop te komen, is echt voorbij. Activisten leven nu op dezelfde plaatsen en in dezelfde omstandigheden als hun medemensen. De strijd bij Gate Gourmet is slechts een van vele voorbeelden van conflicten waarbij nieuwe verbanden tot stand komen. Daar komen activisten en betrokkenen samen. Daar liggen onze kansen.