Introductie

 

Publicaties tot 2000

 

Publicaties na 2000

 

Interviews

 

Bronnen

 

Verantwoording

Detlef Hartmann

 

Economie van de oorlog – Oorlog van de economie (2001)

 

I.

Deze bijdrage is allereerst een oproep om niet meer aan de oppervlakkige gesprekken mee te doen die de discussies over rechtvaardiging, moraal, enz. domineren, zoals al tijdens de Kosovo-oorlog, en die de machthebbers zo goed uitkomen. We moeten de fundamentele vraag oppakken wat oorlog en geweld met economie te maken hebben. Daarbij moeten we ook proberen om de vanzelfsprekendheden aangaande kapitaal, commando, roof en plundering die onze denkwereld sterk bepalen te laten voor wat ze zijn. Te vaak gaan ze gepaard met ideeën dat geweld, verwoesting en ook vernietiging "eigenlijk" niet rationeel zijn, dat ze botsen met de moderniteit en niet productief zijn, zeg maar de irrationele kanten van het kapitalisme die slechts van haar rationele vormen weggehaald zouden moeten worden.

Precies het tegenovergestelde is echter het geval. Geweld, verwoesting en ook oorlog behoren tot de kern van de kapitalistische rationaliteit, tot de rode draad op haar weg naar modernisering en vooruitgang. Dat begreep Marx al. Voor hem was de machinerie een oorlogsmiddel van het kapitaal, waren de oorspronkelijke accumulatie en daarin de oorlogen van de 16e en 17e eeuw een proces van vernietiging van sociale structuren om te onderwerpen arbeid te verkrijgen ("geweld als economisch potentieel"), was de arbeidsorganisatie een onderwerpingsstrategie tegen de levende arbeid. Het is daarom niet verwonderlijk dat, met het oog op de wereldwijde economische transformatie, de politieke economie van het kapitalisme in zijn modernste vertegenwoordigers oorlog en geweld opnieuw in haar beginselen heeft opgenomen. De waarschijnlijk beste samenvatting levert de nestor van de Amerikaanse "New Growth"-theorie Abramovitz in navolging van Mancur Olson, toen hij oorlog beschreef als een "ervaring van radikale zuivering die de weg opent voor nieuwe mannen, nieuwe organisaties, nieuwe procedures en handelsvormen, die het technologische potentieel beter tot gelding brengen."1 Mancur Olson was en is een adviseur van de Amerikaanse en vele andere regeringen, die zich er absoluut niet aan storen dat hij de productiviteit van het gewelddadige nationaalsocialistische regime prijst vanwege diens verstrekkende eliminerende modernisering, aangezien zij de bodem voor de post-nazistische prestatiemaatschappij hebben voorbereid.2 In deze denktrant begrijpt ook Ralf Dahrendorf niet alleen het nationaalsocialisme in zijn moderniseringsfuncties, maar ook de barbarij van de Joegoslavische oorlogen. Beiden staan hierin niet alleen, maar maken deel uit van een transnationale elite van intelligentsia die de innovatieve functies van oorlog propageren.

II.

Hoe is oorlog productief als het toch op zo'n enorme schaal waarden vernietigt? Nou precies daarin. De meningen die blijven hangen in het geweeklaag over de vernietiging van waarden en kapitaal (mogelijk nog als kunstmatige afzetvormen uit de overaccumulatie, wanneer andere afzetvormen zijn geblokkeerd), vergeten een essentieel punt dat niet alleen al door Marx en Luxemburg werd behandeld, maar ook de gehele politieke economie van de 20e eeuw domineert: dat het kapitalisme geen systeem is maar een gewelddadig proces waarin de dynamische kapitalistische kernen voortdurend op zoek zijn naar technisch-sociale mogelijkheden om traditionele vormen van sociale reproductie en maatschappelijkheid te vernietigen, om de daaruit gewonnen levende deeltjes te onderwerpen aan nieuwe vormen van exploitatie van arbeidswaarde. Josef Schumpeter noemde dit proces - met een treffend neologisme - het proces van 'creatieve destructie'. Oude vormen van reproductie van samenleven en leven moeten worden vernietigd om de creatieve en waardescheppende toegang door nieuwe technologische, sociaal-strategische, culturele en zelfs mentale vormen mogelijk te maken. De figuren van de tegenwoordig dominante spelers werken inmiddels met het concept van "creatieve vernietiging", te beginnen met Greenspan, die deze term voortdurend gebruikt, via Issing (ECB) tot ondernemers en consultancy- en managementspecialisten. Volgens deze ideeën bevinden innovatieve ondernemers zich in de kern van de cyclus van creatieve destructie, die steeds meer uit innovatieve clusters bestaat (groeikernen zoals Silicon Valley, Austin/Texas, Boston, München, Rijn/Main, enz.). De eisen en dictaten van vernietiging, aanpassing en onderwerping richten zich niet alleen op hun onmiddellijke periferieën, maar ook op het mondiale sociale proces.

III.

Waar we momenteel getuige van zijn, is de overgang van de eerste "neoliberale fase" van creatieve vernietiging naar de tweede post-neoliberale fase van strategische reorganisatie. De eerste fase werd bepaald door strategieën om het oude fordistische corporatistische, door de natiestaat gereguleerde commando te vernietigen. Deregulering, shocktherapie, vernietiging van sociale garanties en rechten, drastische verlagingen van de ontwikkelingsbudgetten van de staat zowel in de binnenlandse- als de buitenlandse politiek, waren de bekende lijnen van verwoesting van de oude hiërarchische ordestructuur van kapitalistische uitbuiting en kapitalistisch commando. In de VS en de Europese en ook de Aziatische metropolen heeft ze een agressief type nieuwe ondernemer en zijn politieke klasse naar voren geschoven, waarvan de grote Amerikaanse IT-vernieuwers Gates, Ellison, Chambers enz. en hun Europese volgers tot de centrale figuren behoorden met een hele komeetstaart van high-tech innovatoren en yuppies, die het hele maatschappelijke landschap omploegden en de notabelen van de oude economie grotendeels aan de kant schoven. De politieke klasse waaruit ze werden gerecruteerd bestond grotendeels uit kringen van vooraanstaande linkse avant-gardes, die in zogenaamde “nieuwe bewegingen” tot aan linkse activisten toe, de oude machtsstructuren hadden aangevallen. De transformatie van linkse avant-garde naar kapitalistische avant-garde van een nieuwe innovatiecyclus van creatieve destructie is geenszins een nieuw fenomeen, maar genesteld in de historische cycli. Het is daarom ook illusoir om figuren als Joschka Fischer, Daniel Cohn-Bendit, Ludger Vollmer en hun hele links avant-gardistische consultancy-bubbel uit de voormalige K-groepen persoonlijk te beschuldigen van dit pad naar de barbarij, hoe snel je de tranen ook in de ogen kunnen schieten vanwege oude persoonlijke relaties. Dergelijke sentimentaliteiten moeten worden geanalyseerd, het gaat hier vaak om heimelijke jaloezie en het verlangen naar deelname. Men moet hieraan toevoegen dat het juist de ervaringen van strijd in sociale bewegingen zijn, die dit type in de regel hebben toegerust met de meedogenloosheid en sociale know how die hen in staat stellen veel barbaarser te werk te gaan dan hun voorgangers. Het is absoluut geen onzin om te stellen dat een gezapige vertegenwoordiger van het katholieke Rijnlandse kapitalisme van het type Nell-Bräuning zoals Kohl, niet in staat zou zijn geweest tot een vergelijkbare uitbarsting van barbaarse oorlogsenergie.

Veel belangrijker in deze context zijn de neveneffecten van deze eerste neoliberale schokfase van creatieve destructie in de zogenaamde "periferieën", de ondergeschikte regio's en sociale structuren van de fordistische wereldorde. Hier hebben desinvesteringen, schuldendruk en de bijbehorende aanpassingsdictaten, evenals regelrechte 'schokstrategieën' geleid tot een verzwakking van de statelijkheid en institutionele systemen, tot aan maatschappelijke ineenstorting toe. "Failing states" was de term waarmee een heel wereldwijd spectrum van deze bewust en opzettelijk bedreven erosie en ontbinding werd aangeduid. Ze kwam het meest drastisch naar voren in Afrika en strekte zich in de Europese periferieën uit tot in Rusland en de Balkan. Ook in deze processen speelden vanaf het begin ambitieuze rechtse en linkse elites een stuwende rol, die – de kenners van de trikontinentale bevrijdingsbewegingen zullen dit pijnlijk moeten toegeven – soortgelijke ontwikkelingen nastreefden als hun barbaarse broeders in de metropolen. Het medium van dit proces van creatieve vernietiging was een continuüm van oorlogszuchtige activiteiten, variërend van de vele schakeringen van "low-intensity-wars" tot aan de hele samenleving verterende bloedige chaos- en zogenaamde "burgeroorlogen", tot vormen van sluipend verval en sociale conflicten zoals in de landen van de voormalige Sovjet-Unie. Ook de Joegoslavische oorlogen behoorden hiertoe. De kenmerken van dit gewelddadige continuüm zijn uitgebreid beschreven, dus ik zal slechts enkele opvallende kenmerken belichten. Deze oorlogen vernietigen het oude maatschappelijke weefsel meestal permanent, vermorzelen sociale structuren, oude productiewijzen, oude gezags- en machtsverhoudingen. Uit deze processen komen nieuwe oorlogszuchtige en tegelijkertijd oorlogs-economische avant-gardes op, die de op zichzelf teruggeworpen mensen opnieuw samenbrengen en hen in nieuwe marktrelaties dwingen: in oorlogs-economische omstandigheden waarin uit traditionele structuren voortgekomen krijgsheren, veldcommandanten, enz., milities, kindsoldaten, gewelddadige ondernemers, rudimentair-militaire "orde" genereren en produceren. De sociologie van transformatie - men kan die ook de politieke economie van het omwentelingsproces noemen - verwelkomt deze nieuwe oorlogszuchtige/oorlogseconomische acteurs nu openlijk als avant-gardes van "creatieve destructie" en sociale innovatie.3 Zo is het vanuit het kapitalistische proces ook logisch dat deze bloedige avant-gardisten alleen de perifere tegenhangers, de broers van de nieuwe elites uit de metropolen vertegenwoordigen. Niet altijd coöperatieve, maar soms ook vijandige broers, juist in de zin van het vijandige broederschap van ondernemers, zoals Marx het schetst in het derde deel van “Het Kapitaal”. Dit komt door de antagonistische structuur van het proces zelf. En al lang voordat er reorganiserende interventies in het verloop van de Kosovo- en Afghanistan-oorlog in gang werden gezet, ontstond er civiel-maatschappelijke samenwerking tussen NGO's, ontwikkelingshulporganisaties, enz. en de nieuwe gewelddadige acteurs.

IV.

Dit neoliberale offensief van creatieve destructie is in een complexe crisis beland. Complex betekent: in alle dimensies van het valorisatieoffensief. Al tijdens de Azië-crisis werd de overinvesteringscrisis in de nieuwe, innovatieve hoofdsectoren duidelijk herkenbaar. Ze is alleen uitgesteld door Greenspan's vrijlating van de geldmarkten, maar is daardoor verergerd en in de huidige recessie gedreven. De effectieve vraag vanuit de globale opbrengst van arbeidswaarde (en alleen dit is echt effectieve vraag) stagneerde; ze was niet te verhogen zonder de uitbuiting te intensiveren. Tegelijkertijd hadden de vormen van “scheppende vernietiging” - hoe belangrijk de chaos-oorlogen ook waren voor de ontbinding van niet-productieve samenlevingen - hun grenzen bereikt; ze werden op zijn best disfunctioneel, maar over het geheel werden ze een veiligheidsprobleem voor productieve investeringen. De migratiebewegingen die ze veroorzaakten, zetten de metropolen onder druk en op de Balkan bedreigden ze de expansieperspectieven van de Europese Unie en haar valorisatieprojecten. Net zo min als het neoliberale innovatie-offensief en de daarin ontketende politiek van creatieve destructie - inclusief zijn oorlogszuchtige vormen - van elkaar kunnen worden gescheiden, is dit ook niet mogelijk voor de crisis door overaccumulatie en de veiligheidscrisis. Ze vormen twee kanten van dezelfde medaille, twee facetten van dezelfde crisismatige blokkering. Het MAI-initiatief was een eerste project om een doorbraak te organiseren in de duidelijk wordende verschijningen van stagnatie. Ze mislukte in confrontatie met de anti-neoliberale bewegingen en vormen van verzet en ook vanwege de gevestigde belangen in de betrokken landen. Al met de Aziatische crisis realiseerden ook de agentschappen van kapitalistische uitbuiting zelf zich, dat de neoliberale fase zijn grenzen had bereikt en dat de krachten van creatieve destructie hun offensieven opnieuw moesten organiseren om de stagnatie te doorbreken.

V.

Afgezien van de voorloper in Oost-Timor, was de Kosovo-oorlog de eerste opmars tot het strategisch en organisatorisch nieuw formeren van deze krachten. We zien ondertussen dat de morele discoursen niet meer waren dan een smeermiddel voor publieke heroriëntatie. Het oorlogszuchtig zichzelf machtigen en het uitbreiden van de machtsaanspraken van de NAVO gaven niet alleen de economische EU-offensieven een boost en openden een nieuwe fase van agressieve geopolitiek volgens oude wilhelminische en nazistische lijnen. Ze gebruikten de resultaten van de eerste neoliberale fase van creatieve destructie om ze in een gigantisch sociaal laboratorium "Balkan" in supranationale moderatie uit de europese commandoniveau’s te halen. Het stabiliteitspact voor de Balkan bouwt op de volledige vernietiging van de oude staat, om de oude garanties van statelijke autonomie niet opnieuw te laten opleven en elke poging om terug te keren te verstikken: geen grenzen meer met douanesoevereiniteit, geen nationaal geldregime meer, geen nationaal industriebeleid meer. In plaats daarvan de poging om de nieuwe, uit de bloedige oorlogen voortgekomen gewelddadige avant-gardes, te gebruiken als regionale sub-elites van een nieuw transnationaal kapitalistisch regime, in samenwerking met de NGO's als stootkussens voor de transnationale civiele samenleving. Al tijdens de Kosovo-oorlog werden in de VS en Europa al die strategieën van "interne veiligheid" ontworpen, die nu in de VS en Europa worden uitgevoerd als "antiterrorisme"-pakketten. Ze waren van meet af aan opgezet als een offensief in de sociale oorlog naar binnen toe en als tegenhanger van de oorlogszuchtige reorganisatie naar buiten toe.

VI.

Zonder twijfel hebben de aanslagen van 11 september de ontwikkeling van "krijgsheren" op een nieuw niveau van transnationaal "geglobaliseerde" formering met zich meegebracht. Ze is echter ondenkbaar zonder de bloedige fase van neoliberale creatie van nieuwe barbaarse elites, waarop ze rust en waaruit hun kaderleden deels worden gerekruteerd. Ook vormen ze een onvervalst product van het kapitalistische proces van “scheppende vernietiging” en hun structuren zullen – na eliminering van de topkaders – hun adequate toepassing vinden in toekomstige regimes van uitbuiting. Anti-modernistisch zijn ze sowieso nooit geweest. Het discours (zowel links als rechts) dat een fundamentele tegenstelling tussen hen en de strategieën van de kapitalistische metropolen probeert te construeren, gaat evenzo aan de logica van het kapitalisme voorbij als aan de andere kant de poging om uit tijdelijke steun (zoals van het UCK of de Taliban door de USA) principiële overeenstemming af te leiden. Het gaat om de oorlog zelf. Hij staat centraal als medium voor de reorganisering van een geglobaliseerd kapitalistisch commando over het proces van creatieve destructie. Deze oorlog wordt nu van de neoliberale fase naar een nieuwe fase overgebracht zonder iets van zijn geweld te verliezen – ze wordt alleen anders georganiseerd en meegenomen in het ontplooien van het wereldwijd organiserende kapitaal. Dat Centraal-Azië na de Balkan als eerste gebied van opmars aan de beurt is, is niet te wijten aan de aanslagen van 11 september. Dit stond daarvoor al vast, de aanslagen hebben dit alleen maar in een stroomversnelling gebracht.4 Claims op wereldwijde interventies zijn afgekondigd, genoemd worden o.a. Colombia, Argentinië en Indonesië, waar de valorisatiecrisis tot uiting komt in manifeste verzetsbewegingen. Het naar binnen gerichte veiligheidsoffensief is slechts één facet van deze opmars en richt zich niet alleen tegen de weerstand tegen globalisering. Ze is ook bedoeld om de sociale aanval te verzekeren die vooral in Europa wordt voorbereid en gepaard gaat met nieuwe vormen van sociale controle en zonering (waar bijvoorbeeld de biometrische gegevensverzamelingen op zijn gericht). In de voorbereiding van de WTO-top werd duidelijk hoe nauw de wereldhandelsinitiatieven synchroon lopen met de geglobaliseerde oorlog. Dat wat het MAI-initiatief miste, de middelen tot succes en tot het agressief afdwingen tot op micro-economisch niveau, is nu in stelling gebracht. Dat lijkt me een belangrijke reden voor Schröder om naar de voorste linie van de oorlogsalliantie te dringen. Na de neoliberale fase van vernietiging namen de VS het initiatief om met militaire middelen niet alleen de toegang tot olie te verzekeren maar ook tot de wereldwijde arbeidskracht, om de huidige crisis te doorbreken en een nieuwe investeringscyclus veilig te stellen. De greep naar de wereldmacht is vandaag, net als honderd jaar geleden, een greep naar mondiale arbeidskracht, waarbij deelname aan het militaire initiatief een cruciale rol speelt.

VII.

Hoe dwaas het ook is om een kant te kiezen die door de vijandige broeders wordt aangeboden (al was het maar onder de dekmantel van een oppervlakkig begrip van anti-imperialisme aan de ene kant, of de bescherming van beschaving en moderniteit aan de andere kant), het is net zo onzinnig om zich in het oorlogsdiscours te laten inbinden en in de gekoesterde nestjes van de eenpuntsbewegingen te blijven zitten. De confrontatie met de oorlog dwingt ons, zowel praktisch als theoretisch, om het hoofd te bieden aan de volledige sociale en economische breedte van de creatieve vernietiging door het kapitaal die eraan ten grondslag ligt. Er is geen andere weg om een andere wereld, voorbij de barbarij, te bereiken.

 

Deze tekst verscheen in: alaska, Nr. 239, November 2001. Bron: https://materialien.org/oekonomie-des-krieges-krieg-der-oekonomie/

1. Vgl. M.Abramovitz, Catching Up, Forging ahead, and Falling Behind, J.ofEc.Hist 1986, S. 385, hier: 389

2. M. Olson, The Rise and Fall of Nations, New Haven 1982

3. Uit de nauwelijks nog te overziene literatuur: P. Cerny, Neomedievalism, Civil War and the New Security Dilemma: Globalisation As Durable Disorder, Civil Wars, Bd. 1, P. 36

4. Voor een schets van deze opmars vgl. D. Hartmann, Neuer Drang nach Osten, Der Weg in die Geopolitik des sozialen Krieges, in ak 5.7.01, ook onder https://www.materialien.org/ostsuedost/GAME1.html