Theo Bruns, Ulla Penselin, Udo Sierck
DODELIJKE ETHIEK
|
![]() |
In juni 1989 zou er in Marburg, Duitsland, een internationaal symposium plaatsvinden over “Biotechnologie – ethiek - geestelijke gehandicaptheid”. De organisator van het symposium was het bestuur van de "Lebenshilfe" onder supervisie van Ursula Lehr, bondsminister voor ‘Jeugd, familie, vrouwen en gezondheid’. Eén van de genodigden was de moraalfilosoof Peter Singer, directeur van het Centre for Human Bioethics van de Monash University in Australië. Singer is een fel voorstander en propagandist van de toepassing van 'euthanasie' (1) op pasgeboren kinderen die niet voldoen aan bepaalde eisen omtrent de 'kwaliteit van leven'. Wegens massaal protest werd de uitnodiging afgezegd en ging uiteindelijk het hele symposium niet door. Het protest tegen het symposium had vorm gekregen door o.a. organisaties van invaliden en gehandicapten en autonome vrouwengroepen die zich te weer stelden tegen de optredens van Peter Singer met het argument, dat met de uitnodiging van deze 'euthanasie' propagandist in de BRD gevaarlijke grenzen werden overschreden. De protesterenden konden ook zelf nog niet vermoeden hoezeer zij gelijk zouden krijgen. Singer, die voor de voortplantingswetenschappers en reproductie-medici in Australië zelf ondertussen meer herrie maakt dan hun lief is, omdat hun werk door de al te gehaast groeiende publiciteit wordt gehinderd, heeft in de BRD (zelfs met zijn niet plaatsgevonden optredens) het verlangde duwtje in de rug gegeven van al dié onderzoekers, wetenschappers, ethici, filosofen(es), etc., die blijkbaar slechts op een passende gelegenheid hadden gewacht, om met eigen - aan Singer's ethiek verwante - ideeën in de openbaarheid te treden. Het gaat dan bv. om de Dortmundse orthopedagoog prof. Anstötz, de filosofie-professor Meggle uit Saarbrücken, de medisch-ethicus prof. Sass uit Bochum, zijn collega uit Essen de filosofie-docent Dieter Birnbacher en niet in de laatste plaats de filosoferende universiteitsdocent Kliemt, wiens colleges aan de Duisburgse universiteit na heftige studentenprotesten op een bepaald moment onder politiebescherming moesten plaatsvinden. Zij allen zetten de onjuiste veronderstelling opzij, dat het 'kwaliteitsdenken' vóór de komst van Singer naar de BRD niet aanwezig was. Het is kenmerkend dat de in verdrukking geraakte prof. Kliemt massieve morele ondersteuning kreeg via een openbare oproep, die door zo'n 25 gezaghebbende Berlijnse filosofen(es) ondertekend was, mensen die door de aanvallen op Singer's 'euthanasie'voorstellen de liberale consensus al in gevaar zagen komen. Afgezien daarvan dat de universiteitsdocenten en professoren die het hebben ondertekend zichzelf hebben ontmaskerd - in ieder geval gaf de inhoud van de verklaring een directe rechtvaardiging van de ethiek van Singer - , dringt zich de vraag op naar de denkpatronen van deze wetenschapper/sters. Hier blijkt een bewustzijn te bestaan die het mogelijk maakt de vernietiging van bepaalde mensen als een toelaatbare met liberale goedkeuringen gelegitimeerde gedachtegang te presenteren. Eén voorwaarde voor het kunnen presenteren van deze gedachtegang moet wel zijn dat de in het zicht en ter discussie gestelde leefsituaties van mensen ver genoeg van de eigen voorstellingen, idealen en dagelijkse realiteit af liggen en zich met reeds vastgeroeste (voor)oordelen hebben vermengd. En een tweede voorwaarde is dat de 'euthanasie'plannen, die verhullend en vergoelijkend als 'theoretisch model ver van elke praktijk' worden geformuleerd, zich dus in reeds vergaand geaccepteerde waarden- en normenstelsels bewegen. Het verleggen van de grenzen is in een aantal ( filosofische) teksten al terug te vinden. Het werkelijk bedreigende aan de vorm van de openbare discussie, zoals die door de nieuw geformeerde euthanasie'-beweging wordt geforceerd, is echter het feit dat de twijfel aan het levensrecht van bepaalde personen al veel weerklank vindt en op brede instemming stuit. De breed en onontkoombaar luid gelanceerde vraag naar de legalisering van de actieve 'euthanasie' (door o.a. opinie-vormende bladen als 'Bild' of 'Zeit'), weerspiegelt duidelijk de gezondheids- en sociaal-politieke ontwikkelingen van de laatste 15 jaar. In deze periode werd op vrijwel alle sociale zekerheidssystemen gekort; de regelmatig met groot spektakel aangekondigde financiële compensaties betekenden feitelijk niet eens een volledige inflatiecorrectie. De bezuinigingen op het terrein van de sociale uitkeringen en in het gezondheidswezen werden voorafgegaan door (en liepen parallel met) een officiële campagne, die het schrikbeeld van een toekomstig onbetaalbare kostenlawine naar voren bracht ('Wordt het sociale stelsel onbetaalbaar?'). Dat parallel lopend met deze campagne het zelfmoordcijfer van oudere mensen in de BRD een hoogte heeft bereikt die wereldwijd tot de hoogste behoort, wordt ter kennisgeving aangenomen zonder de samenhang te willen erkennen: Steeds sterker zet zich de mentaliteit door dat ziekte of sociaal isolement een individueel levenslot is, waarvoor men zelf verantwoordelijk is en wat dan ook alleen gedragen moet worden. Het kille, door concurrentie en prestatiedrang gekenmerkte maatschappelijke klimaat verschaft de voedingsbodem voor de wederopstanding van het sociaal-darwinistische idee van 'het recht van de sterkere', die evenals in de 'natuur' de strijd om het bestaan overleeft. Met de renaissance van de biologistische verklaring voor maatschappelijke fenomenen komt de roep naar praktische sociaal-politieke omschakelingsmodellen op. Het verlangen naar een radicale oplossing van 'het sociale vraagstuk', welke de centrale drijfveer was voor de 'euthanasie'-acties tijdens het nationaalsocialistisch regime, is tegenwoordig echter niet verkoopbaar door rassen- en sociaal- hygiënische propaganda verspreid via o.a. pamfletten, plakkaten en bioscoopfilms. In de bevolking van nu wordt er daarentegen een bewustzijn gevormd, die selectieve maatregelen uit eigen verantwoordelijkheid afdwingt, ook zonder permanente druk of ingrijpen vanuit de staat. De stap naar algemene acceptatie van de bewering dat er, als het gaat om menselijk leven, verschillende te onderscheiden (minder)waardigheden zouden bestaan, wordt momenteel vooral in kringen van de wetenschap op het niveau van de moeilijk door te prikken 'ethiek'-discussie gezet. Daarnaast maken angst (bij bv. aanstaande ouders) voor wegvallende maatschappelijke acceptatie en ondersteuning van de 'a-normalen', maar ook kosten-baten-berekeningen deze stap gemakkelijker. Het is sowieso kenmerkend dat bepaalde aanbevelingen voor artsen die de behandelingsplicht voor pasgeborenen onder breed interpreteerbare omstandigheden buiten kracht zetten, als resultaat van 'ethische' overwegingen op tafel zijn gekomen. Het nog bestaande taboe van het doden wordt opengebroken en opzij gezet voor een handeling die pretendeert de 'totaal som' van het geluk van alle betrokkenen te kunnen maximaliseren. Het criterium 'geluk' moet afweegbaar worden als een pond aardappelen, waarvan de slechten uitgesorteerd worden. Met deze filosofisch versierde formuleringsval is het niet nodig de drijvende en aanvechtbare economische en bevolkingspolitieke motieven nog ter sprake te brengen. Van het zich daarom sluipend voltrekkende perspectief van de onverbiddelijke opdeling van de samenleving in 'waardevolle' en 'minder waardevolle' mensen worden de contouren steeds meer zichtbaar, contouren die met de huidige en de te verwachten politieke omstandigheden alleen maar scherper zullen worden. De komende Europese binnenmarkt onder de hegemonie van een verenigde Duitse economische macht, zal de gezondheids- en sociaal-politieke polarisering verder opdrijven. Een wetenschappelijke beleidsgroep "Nordrhein Westfalen 2000" voorspelde de opdeling van de bevolking in drie delen: in een derde-deel hoog gekwalificeerde arbeidskrachten, een tweede derde-deel dat zich voortdurend opnieuw op de arbeidsmarkt moet oriënteren en een laatste deel dat slechts van kortdurende arbeidscontracten zal bestaan of als 'arbeidsongeschikt', 'niet tot arbeid in staat' of 'arbeidsonwillig', te boek zal staan (waar vooral ook vrouwen bij zullen horen). Van alle arbeidersters wordt een constante mobiliteit, meer flexibiliteit en een permanente scholinqs-/omscholings-/bijscholingsbereidheid verwacht. Verdere rationaliseringen in de productieprocessen vragen groeiende prestatie-bereidheid, alleen al om de groeiende informatiestromen (een steeds belangrijker begrip in veel productieprocessen) bij een toenemende tijdsdruk aan te kunnen. Met dit model gaat de Duitse economie de komende jaren tegemoet om de economische toppositie verder te kunnen uitbouwen. Met het oog op de zonet genoemde vereisten moet er tot een 'rationele' benadering van diegenen worden gekomen, die aan de ongekende prestatie- en concurrentie-druk vanwege een handicap, de hoge(re) leeftijd of een chronische ziekte niet kunnen of willen voldoen. Dit betekent dat het nodig wordt uit de schaduw van het (nazi)verleden te stappen en de hachelijke vragen rondom de humane genetica, de gedwongen sterilisaties en de 'euthanasie' offensief te benaderen. Noch binnen het kader van het anti-fascisme, noch in de gangbare analyses van het fascisme werd en wordt de sociaal-politieke dimensie van de nazistische rassen- en sociaal-politiek in haar volledige betekenis herkent en begrepen. Wanneer de momenteel gepropageerde 'overwinning' op de door het Duitse verleden opgelegde taboes gemeengoed wordt, zo zou dat de begrafenis van historische feiten en ervaringen betekenen, voordat ze in hun explosieve inhoud en actualiteitswaarde in zijn totaliteit gezien en doorzien konden worden. Al aan het begin van deze eeuw en in de republiek van Weimar dachten sociaal-politici en -filosofen in categorieën van de eugenetica en de 'euthanasie'. In het fascisme werden deze concepten met hulp van een 'Herrenmenschen'- en rassenideologie met direct geweld doorgedreven. Tegenwoordig is de strategie, de door staat en economie gewenste selectie als een handeling voor te stellen die voortkomt uit de eigen individuele verantwoordelijkheid, de 'schone', 'nette' selectie onder het beschermend schild van het liberalisme. Op deze weg vervult de door het BRD-kabinet intussen aangenomen nieuwe sterilisatiewet - dat het legale onvruchtbaar maken van zogenaamde wilsonbekwame personen ook zonder hun toestemming mogelijk maakt - naast zijn puur praktische betekenis ook de functie de afbraak te forceren van moraal-ethische bedenkingen tegen door artsen toegevoegde lichamelijke verwondingen c.q. verminkingen. De bewegingsvrijheid van de sociaal-beleidsmakers wordt zo via concrete maatregelen en via een keer op keer nieuwe taboes openbrekende openbare discussie steeds vergroot - totdat nu het moment is bereikt dat het ook toelaatbaar geworden schijnt om over het doden van bepaalde personen hardop na te denken, dit in baanbrekende 'precedent'-gevallen te praktiseren en het tenslotte juridisch te verzegelen. Uit de analyse van het verloop van de misdaden tijdens het Duitse fascisme blijkt hetzelfde mechanisme (een voortkantelende driehoek waarvan de hoeken bestaan uit het toepassen van concrete maatregelen, een begeleidende ethische discussie en een legaliserende juridische procedure). Consequenties worden uit deze kennis en dit inzicht niet getrokken, omdat die met de nooit serieus opgegeven overtuiging van de noodzakelijkheid van een selectie heftig zouden botsen. Het sorteren van mensen naar aanleiding van hun 'gebruikswaarde' beantwoord aan een (mannelijk) mensbeeld, waarin individuele ontwikkeling, persoonlijke ontplooiing direct en fundamenteel aan de beheersing en het verbruik van de natuur is verbonden en waarvan prestatie-capaciteit en productiviteit dominerende kenmerken zijn. De normering van mensen naar deze criteria drukt een stempel op alle levenssferen en -uitingen en reikt tot in de esthetische waarnemingsmodellen (zie reclame, videoclips. . . ) alsook in de gestandaardiseerde consumptiepatronen en in de fitness-idealen van de vrijetijdsindustrie. Met de ambities van de reproductie-medici naar 'een kind op maat' eigent men zich tenslotte zelfs het voorgeboortelijke (prenatale) stadium van het menselijk leven toe. De disciplinering - of zoals de staatseconoom Stackelberg kil zei: De “aanpassing van het menselijk humaanvermogen” - aan de ten grondslag liggende kosten-baten-berekeningen mondt uit in een visioen van een naar de gebruiksinteressen van het kapitaal op maat gesneden mens en een daarmee overeenkomende bevolkingsstructuur. Dit visioen wordt begeleid door utopieën van een van ziekte en leed bevrijde mens. Utopieën waarvan het verholen gewelddadige karakter uiterlijk daar zichtbaar wordt, waar haar therapeutische geestdrift op grenzen stuit, omdat de 'patiëntes (en)' therapie-resistent blijken of de 'geneeskunde' gemeten naar de zelf geformuleerde doelen - eenvoudigweg faalt. Hardheid en aanpassingsdruk wekken ook angsten op bij de (nog) sociaal gelijkgeschakelde (conforme) mensen, angsten dat ze aan deze normen en prestatie-vorderingen niet langer zullen kunnen voldoen. Echter zelfs deze angsten kunnen functioneel gemaakt worden als het lukt ze sociaal-racistisch in de haat op 'a-normale', 'anderssoortige' medemensen te richten, die nu al buiten de als 'normaal' verheven vastomlijnde kaders vallen en als bedreigend neergezet respectievelijk als zodanig waargenomen worden. Voor ouderen, zieken, gehandicapten, sociaal 'afwijkende' personen is er in dit mensbeeld geen plaats. Zij vinden zichzelf terug op de onderste sporten van een hiërarchische ladder aan wiens einde de status als mens zelf in twijfel wordt getrokken. En op dat moment zetten de vernietigingsplannen en -fantasieën van de nieuwe en 'oude euthanasie'-propagandisten in. De eerste doelgroep bestaat meestal vooral uit diegenen, die zich het minst kunnen verdedigen: Zwaar gehandicapte pasgeborenen en kinderen. “Human vegetable” (menselijke planten) noemt Peter Singer ze. Werner Catel, ns-arts die de kinder-'euthanasie' heeft doorgevoerd, spreekt van “een massa carnis” (een hoop vlees) (2). De stap naar moord en massamoord is in deze mensenverachtende denkwijze vervolgens gauw gezet. Dit alles is onderdeel van een kil academisch vertoog. De moderne menswetenschappen zijn totaal verstrikt in de dodelijke dialectiek van genezen en vernietigen, therapie en selectie (3). In haar mechanistisch-technisistische vanzelfsprekendheid komt de mens naar voren als te repareren en te verbeteren machine - of zelfs als buiten te sluiten 'defecte natuur', die de weg van de 'maatschappelijke vooruitgang' heeft gemist. Het kan nauwelijks toeval zijn dat Singer zijn aanval richt op het joods-christelijke geloof als zijnde het grootste struikelblok voor zijn "praktische ethiek”, kan het geen toeval zijn dat velen van de voorvechters van de nieuwe 'euthanasie' zichzelf als links(denkend) zien of uit de beweging van '68 komen, geen toeval dat Hackethal juist onder kritische medici op een dergelijk positieve weerklank kan stoten. Hoe is de vatbaarheid van het denken, ook van traditioneel linksdenkende mensen, voor dit gedachtegoed te verklaren? Het is zo dat 'links' in haar dominerende stromingen sinds Marx - of het nu sociaal-democratische of bolsjewistische waren - het burgerlijke vooruitgangsbegrip en het productivisme (productiedrang/ dwang) niet fundamenteel in twijfel heeft getrokken. De dogmatisering van de ontwikkeling van productiekracht als motor van historische ontwikkelingsprocessen verhinderde het onder ogen zien en ter discussie stellen van de concrete betekenis en de kwaliteit van de 'wetenschappelijk-technische vooruitgang'. De middelen en instrumenten van die vooruitgang leken neutraal te zijn, omdat het enige criterium was in dienst van welke klasse ze werden gesteld. Zo konden het Taylorisme en kerncentrales de opbouw van het 'socialisme' in Oost-Europa dienen. En daar waar de mens 'de logica van de historische ontwikkeling' niet volgde of niet voldeed aan de eisen van een socialistische arbeidersmaatschappij , was ook voor communistische wetenschappers de verleiding groot de mensen aan de gegeven omstandigheden aan te passen, ze te 'verbeteren' , in hen in te grijpen en desnoods ook door gebruikmaking van de erfelijkheidsleer en de humane biologie. Ook linkse utopieën van een vervolmaking, van een 'nieuwe mens', moeten voor deze achtergrond naar haar onderhuidse gewelddadige implicaties worden onderzocht. Te onderzoeken valt ook of niet al uit de marxistische revolutie-theorie eerder een omvorming als een daadwerkelijke vernietiging van het heersende politiek-economische systeem voortvloeide. Ook in die theorie krijgt de arbeider zijn specifieke waarde als revolutionair subject uit het feit 'een op zijn arbeid trotse meerwaarde-producent' te zijn. Vrouwen (en kinderen) die reproductie- (naast productie-) arbeid verrichten blijven in dit model evenzo buiten beeld als de onproductieve, niet tot prestaties in staat zijnde of prestatie-weigerende delen van de arbeider/stersklasse - als werkschuwe, lompenproletarische elementen - door de orthodox linksen vaak nauwelijks minder veracht als door de bourgeoisie. Zo is het geen wonder dat deze weerspannige bevolkingslagen ook door sociaal-hygiënici van het slag van een Ploetz of een Grotjahn (4) - die zichzelf zagen als socialisten - werden bestempeld als 'defect derde deel' en met isolatie, afzondering, gedwongen opname in 'rustoorden' en gedwongen sterilisatie werden bedreigd. En ook in de socialistische landen zijn prestatieplicht en arbeidsethos dragende elementen van het volksbelang c.q. staatsbelang, ook al hapert het bij een efficiënte verwerkelijking ervan. Ons lijkt een diepgaande confrontatie met en discussie over dit mensbeeld, het 'vooruitgangsgeloof' en het heersende wetenschapsbegrip onvermijdelijk , omdat een werkelijk solidaire en op de emancipatie van mensen gerichte samenleving alleen uit een radicale breuk met deze ideologieën kan ontstaan. Wezenlijke elementen van deze ideologie leven zelfs in het tegenwoordige 'linkse' bewustzijn, in 'linkse' cultuur, hebben hun verborgen wortels in ieder van ons persoonlijk. 'Ja, maar. . .', zo is steeds te horen in de discussie over het radicaal afwijzen van deze nieuwe tendenzen en technieken. Met het 'ja' wordt dan bedoeld: In principe zien we de gevaren en de sociaal-politieke en bevolkingspolitieke bedoelingen die de motor voor de betreffende ontwikkeling en discussie zijn. Het 'maar' staat voor de stap terug naar een (tegen het eerste 'toegegeven' inzicht gerichte) uiteindelijk individuele beslissing, naar een argumentatie, een meningsvorming die de diepgewortelde angsten en (voor)oordelen volgt. Daarmee wordt de strategie van de individualisering van de verantwoordelijkheid (voor een handicap, psychische of lichamelijke ziekte, voor ouderdom, etc.) alvast een behoorlijke stap tegemoet gekomen. Het fatale is dat uit de thematisering/het bespreekbaar maken van deze angsten (wat zeker nodig is), bv. de angst een gehandicapt kind te krijgen, niet automatisch de vraag voortkomt hoe die angsten overwonnen kunnen worden, hoe de 'vervorminqen' van ons eigen denken bij de wortels aangepakt kunnen worden, om tot een offensieve omgang met onszelf te komen en tot strategieën tegen de heersende doelstellingen. Helaas wordt er echter steeds meer gehandeld volgens het motto: "Ik ben solidair met mijn angsten" en kies bewust een weg, die dan weliswaar binnen het concept van de bevolkings- en sociale politiek passen mag, die echter quasi door het etiket 'zelfbeschikking' een andere kwaliteit wordt gegeven. De voorvechter/sters van de gentechnologie, van de medische reproductie en de humane genetica, die zich voor de acceptatie van hun arbeid uitsloven , en de ideologen van de 'nieuwe ethiek' hebben een zevende zintuig voor de zojuist beschreven dubbelzinnige houding die bij hun tegenstander/sters aanwezig is en trekken uit deze ambivalentie in hun argumentatie en woordkeus hun voordeel. Zo gebruiken bv. erfelijkheidsonderzoekers het verontreinigde milieu en de daarmee verbonden risico's om hun technologie vooral aan de vrouw te brengen. En ze kunnen daarbij steunen op een wijdverspreide gedachtegang en argumentatiewijze binnen de milieubeweging, die bv. in haar verzet tegen kerncentrales de angst voor een gehandicapt kind als centraal motief (heeft ge-)hanteert: Het vooruitzicht op een gehandicapt kind quasi als het symbool voor de ecologische catastrofe ? Deze argumentatie sluit aan bij aanwezige rancunes en angsten, in plaats van voor alles op de achter de atoompolitiek schuilgaande mensenverachtende kapitaalbelangen te wijzen en de systematiek daarvan bloot te leggen. De laatste tijd worden er een aantal nieuwe 'rechten' geformuleerd. Zo wordt de in de 'nieuwe ethiek' open bediscussieerde plicht van het individu om de maatschappij niet tot last te zijn, omgezet in een individueel recht, een recht voor ieder individu. Er is bv. sprake van "het recht menselijk te sterven, het recht op een humane dood". Dit in een situatie waarin zieken, invaliden en oude mensen de mogelijkheden om van het leven te genieten en het recht om te leven wordt ontnomen. En deze valt binnen de "terug naar de natuur" -welzijns- en gezondheidscultus in goede aarde, die hierin een – individuele - uitweg uit een 'geïndustrialiseerde' apparatengezondheidszorg meent te aanschouwen. Of: het "recht op een humane arbeidsplaats" verwordt tot 'redding' van de arbeider/sters van hun genetische 'onvolkomenheden'. Genetische screening van werknemer/sters, zo heet de oplossing, terwijl intussen niet de gezondheidsschadelijke arbeidsomstandigheden veranderd worden, maar daarentegen de selectie van bepaalde arbeider/sters voor bepaalde arbeidsplaatsen wordt doorgevoerd, bv. voor plaatsen waar met bepaalde giftige stoffen wordt gewerkt. En bij de vakbondskaders is deze strategie vaak een schot in de roos, omdat de schepping c.q. het behoud van arbeidsplaatsen ten koste van alles - ook ten koste van de individuele gezondheid - blijvend hun denken bepaald. Vrouwen worden (voor zover ze als vruchtbaar zijn aangemerkt) als 'moedermachines' nog eens als afzonderlijke groep in de patriarchale plicht opgenomen. Het "recht op een eigen kind" wordt flink gepropageerd om de weg te effenen voor het ontdekken, het wetenschappelijk veroveren en vercommercialiseren van het vrouwenlichaam en van de embryo' s. Het "recht op een zelfbepaalde voortplanting" en "het recht op een gezond kind" maken ruim baan voor de prenatale diagnostiek en de erfelijkheidsvoorlichting/-screening, om de selectie van mensen met ongewenste eigenschappen mogelijk te maken. Juist ook in de vrouwenbeweging heeft "het recht op zelfbeschikking" van begin af aan een wezenlijke rol gespeeld. Het begrip is echter ondertussen van zijn strijdbare inhoud losgekoppeld. Steeds meer wordt dit recht aangehaald, gebruikt om allerlei individuele beslissingen te rechtvaardigen. 'Zelf' wordt zo 'ik' in mijn nis, mijn isolement en niet meer 'wij' als vrouwen in de strijd tegen het patriarchaat. Dit, wazige en ontpolitiserende zelfbeschikkinqsrecht is iets waaruit technologen/s en ethici kapitaal proberen te slaan. Een ander belangrijk aandachtspunt is het feit, dat in deze samenleving de vrouwen de sociale lasten van de familiaire en maatschappelijke verzorging van en zorg voor zieken hebben te dragen. Vermoeidheid, berusting en gelatenheid veroorzaakt door de zwaarte van de strijd tegen de heersende rollenverdeling kunnen in de verleiding uitmonden, deze verdeling van rollen en taken niet zelf te bestrijden en voor humane levensvoorwaarden voor allen in te staan, maar de 'gemakkelijkere' uitweg zoeken: Prenatale diagnostiek en humane genetica beloven toch de 'oplossing' van het probleem nog voor het is ontstaan. . . De plaatsen en wegen om de acceptatie van sociaal-politiek beleid en de 'nieuwe ethiek' te vergroten, zijn veelvuldig aanwezig. Het presenteren van de thema' s in een openbare discussie, de gedachtewisseling erover geschikt te maken voor de borreltafel en het theekransje en eugenetisch en sociaal-racistisch gedachtegoed tot een zonder meer aanvaard deel van een 'democratische meningsverscheidenheid' te verheffen zijn belangrijke stappen naar haar verwerkelijking: daartoe horen ook intern-wetenschappelijke congressen waarover door de media bericht wordt gegeven, daartoe horen de ethische commissies, de forumdiscussies en de o zo liberale pro en contra-discussies. De door de voorvechter/sters gezochte, gestimuleerde, gevraagde 'maatschappelijke dialoog' biedt de schijndemocratische legitimatie voor het realiseren van de politieke doelstellingen. En het levert de fictie van een machtsneutrale dialoog tussen slachtoffers en daders. Een 'niet ter zake doende bijkomstigheid' wordt daarbij aan het oog onttrokken: als de ene partij, die sowieso al dicht bij het bedieningsinstrumentarium van de machthebbers zit, zich doorzet, kan dat dodelijke consequenties hebben voor de andere partij, met en over wie nu blijkbaar nog vriendelijk gediscussieerd moet worden . Het is een klassiek voorbeeld van dat wat Herbert Marcuse "repressieve tolerantie" heeft genoemd: een tolerantie die niet betekent de solidaire omgang tussen mensen onder elkaar, die niet een humane samenleving tot doel heeft, maar een tolerantie die eenzijdig de heersende ideologie voor kritiek moet afschermen: "De plaats van de tolerantie in de politiek is veranderd: terwijl ze min of meer stilzwijgend en in overeenstemming met de grondwet aan de oppositie wordt ontzegd, wordt ze ten aanzien van de gevestigde politiek iets verplichts". (5) In de omgang met de oppositie ontbreekt dan ook elke fatsoensretoriek: Diegenen die zeggen dat er over eugenetica niet valt de discussiëren, dat elke gedachtenvoorzet in die richting ronduit te bestrijden is, krijgen door de propagandisten en de 'tolerante discussiepartners' voorgeworpen intolerant te zijn, worden door de "Zeit" zelfs beschuldigd van" nazi-methoden"; anderen keuren de tegenstanders af als hypergevoelige gehandicapten en voor diegenen die zich totaal niet aan de spelregels onderwerpen heeft het strafwetboek niet alleen par. 129a (verboden organisaties) paraat. Waar zal de heersende 'tolerantie' blijven, als bv. toekomstig alle vrouwen een zich al aftekenende gedwongen prenatale diagnostiek of erfelijkheidsscreening zouden weigeren? Tolerantie t.o.v. Singer en zijn maatjes heeft niets met de vrijheid van alle individuen te maken, is echter slechts een bruikbaar middel voor het doorzetten van reactionaire en machtsbehoudende politiek. En het doorbreken van taboes is op zich ook niets vooruitstrevends. Het recentelijk zo veel aangehaalde en beklaagde taboe om in Duitsland over eugenetische politiek, over 'euthanasie' te discussiëren, bestaat niet, omdat alle Duitsers uit de geschiedenis van deze eeuw zouden hebben geleerd, dat de vernietiging van 'levensonwaardig' leven als sociaal-politieke en economische maatregel zou moeten worden veroordeeld. Het taboe wekt geen beroering vanwege dit inzicht, maar is eerder aan het feit te danken dat de nederlaag in WO-II een gevoel heeft ontwikkeld dat het 'gepast' en opportuun is zich van het verleden te distantiëren, oftewel 'haar te laten zwijgen'. Precies zo leert de muis in het doolhof welke weg ze moet gaan om bij de uitgang het stuk kaas te krijgen. Het doorbreken van het taboe betekent dus 'slechts' eindelijk weer ruimte te geven aan dat wat sinds oudsher nog in veel hoofden aanwezig is. De economische macht van Duitsland maakt het mogelijk, de schaamte is voorbij. En de kapitalistische logica maakt het realiseren van sociale (selectie) politiek noodzakelijk: In andere landen is de discussie al veel verder, omdat men daar niet door een dergelijk taboe wordt afgeremd. Een milde en onbevooroordeelde houding hiertegenover is volledig misplaatst. Met de dader/sters, die op de hun eigen desbetreffende politieke en wetenschappelijke niveaus voor de realisering van de kapitalistische logica over lijken gaan, met hen valt er niets te discussiëren, ze moeten worden bestreden. De protesten tegen de bijeenkomsten met Singer in Dortmund of Marburg werden door een bemoedigend breed verbond gedragen, waarbinnen zich gehandicaptengroeperingen, autonome vrouwengroepen, groepen die bezig zijn met geschiedkunde en individuen tot en met vakmensen uit de 'sociale psychiatrie' ondanks aanwezige inhoudelijke tegenstellingen en strijdpunten gezamenlijk stelling hebben genomen. Dit verzet te documenteren gaf de aanzet voor het voorliggende boek. Het wil echter ook de discussie dienen over het samen duidelijk krijgen welke confrontaties er toekomstig onder elkaar en tegen de wegbereiders van een 'nieuwe' eugenetica en 'euthanasie' moeten worden aangegaan.
|