Introductie

 

Publicaties tot 2000

 

Publicaties na 2000

 

Interviews

 

Bronnen

 

Verantwoording

Detlef Hartmann (Materialien für einen neuen Antiimperialismus)

 

 

De nieuwe greep naar de wereldmacht (2006)

 

Deze bijdrage uit 2006 - Der Neue Griff nach der Weltmacht - sluit aan bij het in 2003 gepubliceerde "Irak. Schwelle zum sozialen Weltkrieg - Nachkriegsplanungen der US-Regierung und ihrer Think Tanks". Detlef Hartmann, Dirk Vogelskamp. April 2003. ISBN 3-935936-21-4

 

irak

 

Allereerst opvallend waren de inspanningen van de grote coalitie om het moment van toetreding tot de logica van de oorlog in het Midden-Oosten te vergoelijken. Angela Merkel sprak in haar rede op 13 september, waarin deze toetreding werd aangekondigd, over een "historische missie..." "Dit is geen missie zoals alle andere. De missie heeft een historische dimensie.” “Missie” betekent zending, goddelijke zending. "Historisch" suggereert een opdracht die een nieuw tijdperk inluidt en het zijn karakter geeft. Bij de concrete invulling was de weg van het sacrale naar het profane echter heel kort: “We kunnen effectief optreden. Tegelijkertijd zijn we gewild in de regio.” Men mocht de Duitse geschiedenis niet als argument gebruiken om Duitsland buiten een “conflict voor onze voordeur” te houden. Als hoofdmotieven golden het mede verantwoordelijkheid dragen voor het bestaansrecht van Israël en voor een politieke stabilisering van de regio. Daarbij kwamen Duitse en Europese belangen samen. Men weet, in geval van een heilige opdracht zijn de kleine lettertjes die doelen en strategieën beschrijven altijd van belang. Natuurlijk komen ze in het debat niet allemaal ter sprake. Olie en materiële hulpbronnen zijn er altijd bij, des te meer het imperialistische conflict zich toespitst tussen de oude triade Europa, VS en Japan enerzijds en China, maar ook India anderzijds. Maar er wordt ook gesproken over "Europa's voordeur": de aanspraak op militair ingrijpen in de Europese voortuin. De heilige wending die gekoppeld wordt aan het idee van een "missie" betekent de ommezwaai naar oorlog. En het is in de geschiedenis altijd zo geweest dat de claim op bloedig geweld en het 'heilige' hand in hand gingen. Voor de Eerste Wereldoorlog, voor de Tweede Wereldoorlog (in de nationalistische religiositeit van de ‘Führerstaat’). Betekent het vandaag weer iets soortgelijks?

I. Als we de oorlogszuchtige missie willen begrijpen, als we de vele oppervlakkigheden bij het verklaren van de nieuwe oorlogen achter ons willen laten, moeten we eerst en vooral het verband tussen economie en geweld leren begrijpen.

Het mag in het verleden misschien gerechtvaardigd zijn geweest - maar ook daaraan kan men twijfelen - om het economische motief van oorlog te reduceren tot het beroven, het plunderen van de eigen en de aangevallen bevolking, zij het in de vorm van geroofde grondstoffen, geroofde dwangarbeid, ingelijfde concerns, inflatie als monetair middel om voor de oorlogsvoering belangrijke bedrijven te ondersteunen. Echter, de samenhang tussen oorlog en economie heeft zich al in het tijdperk van de grote oorlogen van de 20e eeuw wezenlijk ingrijpender naar menselijke en sociale 'hulpbronnen' verplaatst. Reeds ten tijde van de Eerste Wereldoorlog kwam 'mens-management' (Goldscheid) in beeld, een conceptueel voorloper van 'menselijk-' en 'sociaal kapitaal'. Aan het begin van het huidige tijdperk worden de "immateriële activa", de "immateriële" factoren die waarde creëren, beschouwd als de centrale bronnen van productiviteit: persoonlijke kwalificaties, flexibiliteit, leervermogen, attitudes, mentaliteiten, de subjectieve bereidheid om zichzelf onvoorwaardelijk in het exploitatieproces in te voegen. Zichzelf, dat betekent de eigen wil om te presteren, de bereidheid om zich beschikbaar te stellen, zich te onderwerpen, zichzelf te zien als ‘human resource’ en zich als zodanig aan te bieden. De postmoderne economie noemt dit "subjectivering" van arbeid, inclusief leefstijl, levensvormen, etc. Het is een nieuwe greep naar de "hulpbron mens" en de "hulpbron samenleving". Dit betekent echter allereerst: oude gewoonten, oude leefverbanden en levenswijzen, sociale garanties, zelfbeelden, persoonlijke contexten werken als blokkades. Ze moeten doorbroken en uit de weg geruimd worden om toegang te krijgen tot deze hulpbronnen. Ook dat is doel van de oorlog.

De politieke economie van de nieuwe groeitheorieën betitelt deze agressieve strategie van vernietiging van oude leefwijzen en gewoonten met de bedoeling de toegang tot de subjectieve hulpbronnen van productiviteit te verdiepen als "creatieve destructie". De vernietiging van oude vormen van samenleving die onproductief zijn geworden en de "creatie" van nieuwe. De hele wereld wordt het veld van deze toegang van creatieve destructie (globalisering): op de 'thuisfronten' en op de naar buiten gerichte toegang tot perifere fronten.

II. Creatieve vernietigingen in het "Midden-Oosten".

Lang voor het begin van de oorlog in Irak bestempelde een vooraanstaande neoconservatief uit de strategiefabriek van George Bush het hele Midden-Oosten als terrein voor toepassing van “creatieve vernietiging”. “De radicale transformatie van meerdere landen in het Midden-Oosten van onderdrukkende tirannieën naar vrijere samenlevingen, is volledig in overeenstemming met het Amerikaanse karakter en de Amerikaanse traditie. Creatieve destructie is onze tweede naam, zowel naar binnen gericht op onze eigen samenleving alsook naar buiten ... Onze vijanden hebben de wervelwind van energie en creativiteit altijd gehaat, die hun tradities bedreigen (wat die ook mogen zijn) en hen beschaamd gemaakt vanwege hun onvermogen om mee te kunnen komen. Wanneer ze zien hoe Amerika hun traditionele samenlevingen vernietigen, dan zijn ze bang voor ons omdat ze niet vernietigd willen worden. Ze kunnen zich niet veilig voelen zolang wij daar zijn, omdat ons bestaan zelf – onze existentie, niet onze politieke strategie - hun legitimiteit bedreigt. Ze moeten ons aanvallen om te overleven, net zoals wij hen moeten vernietigen om onze historische missie te verwezenlijken.” (1) Het ging erom de sociale, mentale, genderspecifieke verhoudingen op te blazen, kapot te maken, om ze te transformeren en beschikbaar te maken voor een nieuwe globale economie. De overgeleverde blokkades waren en zijn: de nationale, naar Oost-Europese socialistische voorstellingen vormgegeven en met specifieke garanties verbonden uitbuitingsorganisaties, die moeizaam en in de vorm van ontwikkelingsdictaturen aan de veel traditionelere structuren van clans en grote familieverbanden waren opgelegd. In haar ijzeren kooi groeide het verlangen naar emancipatie. Tegelijkertijd vertegenwoordigden ze een van de laatste bastions van maatschappelijke structuren, die in Oost-Europa allang waren opengebroken door de 'creatieve vernietiging' van de zogenaamde shocktherapieën van de 'Washingtonse consensus'. In landen als Irak waren ze bijzonder resistent, omdat ze economisch konden steunen op de olie-inkomsten. "Shock and Awe", de kracht van de oorlogsmachine die Irak binnenstormde, was de eerste klap van deze creatieve vernietiging.

We hebben dit voor het begin van de oorlog al zo geanalyseerd (2). In die tijd richtte de duiding van deze oorlog zich op olie, massavernietigingswapens, imperiale grootheidswaanzin, enz. Maar binnen enkele weken werd duidelijk dat een complexe sociale afbraak en wederopbouw in sneltreinvaart de bedoeling was. Facetten van deze systeemschok waren het vrijgeven van het land voor de plunderingsgolf in het begin, de openbare veiligheid voor bendes en rovers, het wegnemen van de bescherming die vrouwen onder Saddam’s regime ondanks alles hadden genoten voor hun eigen ontwikkeling, de definitieve sloop van de oude vakbondsstructuren, de enorme extra verarming veroorzaakt door extreem dalende lonen, de “Flat Tax” van 15%, de afschaffing van tarieven en beperkingen op het overmaken van geld. Al in augustus 2003 kreeg BBC-verslaggever Greg Palast inzage in de blauwdruk van Bush om Irak om te vormen tot een 'vrije markt-paradijs'. De internationale "donorconferentie" liet er geen twijfel over bestaan dat er een grote bereidheid was om in dit "paradijs" te investeren. De Duitse regering had, ondanks alle eerder geveinsde verontwaardiging, niet het minste voorbehoud. Zelfs al voor de oorlog was het geen geheim dat dit offensief van bloedige "creatieve vernietiging" zou worden uitgebreid naar Iran, Syrië en uiteindelijk als een "nieuw Midden-Oosten"-project tot de gehele grote regio.

Gerenommeerde Midden-Oosten specialisten hebben het offensief inmiddels omschreven als oorlogszuchtige "creatieve vernietiging". Het meest nauwkeurig en grondig is waarschijnlijk Mark LeVine, een professor aan de Universiteit van Californië die ook een anti-globaliseringsactivist is.(3) LeVine ziet als doel van dit beleid het creëren van een "boog van instabiliteit" en chaos, voor de alomvattende reorganisatie van de statelijke, maatschappelijke en economische omstandigheden in de gehele regio.

De Amerikaanse regering projecteert dit proces als een langdurig militair transformatieproces. Een vijandige houding aannemen jegens stagnerende sociale omstandigheden en mentaliteiten vermomd zich propagandistisch vooral als een oorlogsverklaring jegens het "terrorisme". Net als bij eerdere historische missies van dit type heeft deze vijandelijke propaganda vandaag een essentiële taak: de oorlogszuchtige energieën te vergroten en de sociale formering aan de aanvallende kant, het "wij-gevoel" en de eenheid te bevorderen. Er komt echter een ander perspectief bij. Vanuit dit proces van 'creatieve destructie' 'construeren' zich geheel nieuwe avant-gardes van de modernisering van de sociale controle op de verbrijzelde sociale verhoudingen: fundamentalistische avant-gardes van sjiitische aard in lijn met Khomeini en zijn Revolutionaire Garde en van soennitische aard in navolging van al-Banna en Qutb (moslimbroeders). Ze vertegenwoordigen een religieus aangeklede formatie van "Jacobijnen", die de terroristische destructie van het oude gebruiken en promoten om nieuwe toegang tot de ‘human resources’ te krijgen (4). Het is het antagonistische samenspel in het proces van oorlogszuchtige verwoesting, dat op deze manier de toegang tot de bron Mens pas mogelijk maakt en helpt te intensiveren. Het is echter ook dit antagonisme waarin de "sexual power" dient voor het creëren van nieuwe mannelijke dominantie-identiteiten. Het is dit antagonisme waarin de systematische vernedering ("Abu Ghraib") van de onderworpenen haar bijdrage levert aan de gewelddadige vestiging van beschikkingsmacht over de ‘human resources’. In deze context speelt ook het nieuwe Libanon zijn rol. Aan beide kanten. Belangrijk in dit verband is, dat de Israëlische bevolking in de aanloop naar de oorlogsvoorbereidingen werd onderworpen aan een proces van 'creatieve vernietiging', waardoor niet alleen de armoede onder de Arabische maar ook onder de joodse bevolking drastisch toenam.

III. Deze ‘creatieve vernietiging’ in het Midden-Oosten heeft zijn tegenhanger in een gelijkgerichte, zij het aanzienlijk mildere, politieke economie van ‘creatieve vernietiging’ in de metropolen: ‘baanvernietiging’ en de afbraak van bestaansgaranties door het forceren van existentiële onzekerheid (precarisering), worden gecombineerd met de "kennismaatschappelijke" greep op de "human resources" in al haar productieve, technologische, sociale, culturele, mentale dimensies.

"Greep naar de wereldmacht"

IV. Sinds het begin van dit offensief van oorlogszuchtige politieke economie heeft de Amerikaanse politiek het initiatief vasthouden. De rood-groene coalitie zag de Kosovo-oorlog als een kans om mee te doen. Nog voordat de Amerikanen militair ingrepen in Afghanistan, bereidde minister van Buitenlandse Zaken Fischer een geostrategische opmars naar de Kaukasus voor (5). Hij verwerd tot aanhangsel van de Amerikaanse politiek, toen die na 11.9 haar hegemonie uitbreidde. Sindsdien ligt het verdeelde Europa achter bij de "greep naar de wereldmacht". De Kosovo-oorlog was geen oorlog van Europese eenwording (Schröder) geworden. De consolidering van een pan-Europese militaire macht, de vorming van eigen "interventietroepen", de eenwording van een Europees buitenlandbeleid dat het enorme gewicht van de euro zou kunnen vertalen in wereldmachtspolitiek, zijn sindsdien allemaal verlamd. Toch zijn de pretenties er niet minder op geworden. Kort voordat die een nieuwe tegenslag kregen te verwerken door het mislukken van de Europese grondwet, klonk het op een conferentie georganiseerd door de Bertelsmann-stichting in het ministerie van Buitenlandse Zaken militant: Europa moet, in een strategisch partnerschap met de VS, de mondiale positie innemen van een van de "weinige producenten van orde", ondersteund door een pan-Europees begrip van een "strategische gemeenschap", ook in het bewapenen van een "gezamenlijk Europees leger". Het zou gaan om de complexe bewapening van Europa als “kern van een nieuwe wereldorde”.(6)

“Greep naar de wereldmacht” is in deze context geen overdreven term. In dezelfde periode van de geostrategische vormgeving van het Centraal-Azië-beleid drong minister van Buitenlandse Zaken Fischer aan op een terugkeer naar de tradities van het Duitse buitenlandse beleid. Dit kwam vooral tot uiting in zijn instemming met Stresemann. Stresemann was in zijn jeugd lid geweest van de protofascistische "Alldeutsches Verband" en was een vooraanstaande functionaris in de oorlogseconomie van de Eerste Wereldoorlog. Die oorlog was uitdrukking van de Duitse "greep naar de wereldmacht" met alle middelen van de creatieve vernietiging van het oude Europa, de onderwerping van de bezette gebieden aan het regime van de Duitse mark als de belangrijkste munteenheid, de poging om Europa als een enorme binnenlandse markt tegenover de VS te zetten en haar tot het centrum van een nieuwe wereldorde te maken. De Franse historicus Charles Bloch benadrukte terecht dat de befaamde verzoeningspolitiek van Stresemann tijdens het interbellum er niet alleen toe heeft bijgedragen dat Duitsland de op een na sterkste economische macht van het Westen werd, maar ook bedoeld was om de weg vrij te maken voor de toekomst van een nieuwe oost- en zuidwaartse uitbreiding, inclusief militaire opties. Sinds Fischer wordt er weer uitdrukkelijk ‘wereldpolitiek’ gemaakt, met een nieuwe drang via ‘onze voordeur’, eerst naar het Midden-Oosten en Afrika.

In de aanloop naar de overname van het voorzitterschap van de Raad van Europa door Duitsland, heeft de deelname aan de oorlogszuchtige 'creatieve vernietiging' van het Midden-Oosten daarom wel degelijk de betekenis van een langdurige "missie". We kunnen ons tegen deze "missie" en haar oorlogslogica alleen teweerstellen als we ons verzetten tegen de strategieën van "creatieve vernietiging" op al haar sociale fronten. Op de thuisfronten tegen de arbeids- en sociale uitbuiting in de loop van "Agenda 2010", de seksistische fronten en de politiek van vernedering van migranten en de fronten van "creatieve destructie" in het Midden-Oosten, in Afrika, wereldwijd. Ze vertegenwoordigen een samenhangende politiek van militaire globalisering, ze vragen om een samenhangend antwoord.

 

 

Noten:

  1. M. Ledeen, The War Against the Terror Masters, New York 2002, Pag. 212
  2. Detlef Hartmann, Dirk Vogelskamp, Irak. Schwelle zum sozialen Weltkrieg, Berlin, 2003
  3. Samenvattend: M.LeVine, Why They Don’t Hate Us, Oxford, 2005, vergelijkbaar ook The Politics of “Creative Destruction”, Chris Moore uit de antiwar-com
  4. Vgl. de teksten van Eisenstadt, LeVine, Gerecht, ook: D. Hartmann, D. Vogelskamp, Irak...
  5. D. Hartmann, Neuer „Drang nach Osten“, www.materialien.org/texte/Hartmann/index.html
  6. D. Hartmann, Bertelsmann: Treiber der Kultur eines strategischen Denkens, ebenda