Introductie

 

Publicaties tot 2000

 

Publicaties na 2000

 

Interviews

 

Bronnen

 

Verantwoording

Capulcu

 

 

 

 

Multicrisis in de productie van computerchips

-

De materiële kant van kunstmatige intelligentie

 

(2024)

 

Bij deze vertaling van het Capulcu-artikel Chipproduktion in der Multikrise - Die materielle Seite künstlicher Intelligenz van 25 mei 2024 is gebruik gemaakt van de vertaling van Global Info.

chip-start

 

Inleiding

De hype rond zogenaamde “kunstmatige intelligentie” (AI) komt in de meeste debatten tot ons in louter virtuele gedaante; als de belofte van een schijnbaar onbeperkte automatisering van vrijwel alle leefterreinen door het radicaal vernieuwen van mens-machine interacties op basis van menselijke taal. De politieke en economische consequenties van deze technologische sprong, in het bijzonder de versterking van maatschappelijke ongelijkheid en de afhankelijkheid van een technocratische oligopolie (= de weinige hoeders van de grote taalmodellen), hebben we al besproken in Die Goldgräber der Künstlichen Intelligenz (de goudgravers van kunstmatige intelligentie).

In ChatGPT als Hegemonieverstärker (ChatGPT als hegemonieversterker) analyseerden we een politiek relevante vernauwing van brede discoursen door een verheerlijking van de mainstream in combinatie met een te verwachten verschuiving naar rechts. De wisselwerking tussen sociale media en taalgeneratoren zoals ChatGPT vermindert aantoonbaar discursieve diversiteit en bevordert maatschappelijke fragmentatie.

Deze tekst zal zich bewust richten op de materiële kant van kunstmatige intelligentie in de context van meerdere met elkaar verweven crises – in het bijzonder de ecologische crisis in samenhang met de crisis van nieuwe oorlogen over een multipolaire wereldorde. Onze eerste tekst Klima – das grüne Vehikel der KI-Offensive (Klimaat – het groene vehikel van het AI-offensief) heeft dit onderwerp al aangesneden. Op het gebied van klimaatvernietiging blijkt AI een katalysator te zijn en niet, zoals vaak wordt gefantaseerd, een centraal oplossingsinstrument voor een optimalisatieprobleem dat te complex is voor mensen.

De enorme uitbreiding van AI-datacenters verbruikt een enorme hoeveelheid energie, en niet alleen voor het trainen en bedienen van de grote taalmodellen (een enkele trainingsrun van het huidige GPT-4 taalmodel kost 64 miljoen dollar aan elektriciteit). De ontwikkeling en productie van chips kost enorme hoeveelheden energie en water – er zijn ook zeldzame metalen nodig zoals germanium en gallium, waarvan de winning gigantische milieuschade veroorzaakt. De meeste computerhardware heeft dus al een grote impact op het klimaat voordat deze voor het eerst wordt ingeschakeld (1). Naast de energie-intensieve werking van de datacenters (toegevoegd stroomverbruik van de processors + hun actieve koeling) draagt ook het weggooien van de krachtige hardware, die soms maar twee jaar wordt gebruikt, bij aan de enorme ecologische voetafdruk.

De VS en de EU investeren momenteel veel geld en andere middelen in de wederopbouw van een “binnenlandse” halfgeleiderindustrie – met als doel hun door crisis geteisterde technologische dominantie ten opzichte van hun verklaarde “systeemrivaal” China veilig te stellen. Kunstmatige intelligentie in het bijzonder is geïdentificeerd als een sleuteltechnologie: een technologie die ondenkbaar zou zijn zonder de nieuwste microchips – ontworpen door Nvidia in Silicon Valley, VS en geproduceerd door TSMC in Taiwan met wereldwijd unieke belichtingsmachines van ASML in Eindhoven, Nederland. Ondertussen heeft China een ongekend snelle economische en technologische opkomst gekend – waarvan het einde nog niet in zicht is, ook al is de Chinese economische groei de laatste jaren wat vertraagd. Op sommige kerngebieden zoals elektromobiliteit, hogesnelheidstreinen, hernieuwbare energie en 5G laten Chinese bedrijven hun westerse concurrenten nu achter zich. Als geen van beide partijen in staat is om zijn belangen op andere manieren te laten gelden, dreigt de huidige escalerende handelsoorlog uit te draaien op een hete oorlog. Dit roept de praktische vraag op of en hoe oorlog en een verdere militarisering van de samenleving een halt kan worden toegeroepen.

Chips zijn vanaf het begin een belangrijke militaire technologie geweest. We interpreteren de geplande chipfabrieken ook als onderdeel van de noodzakelijke economische ontvlechting ter voorbereiding op oorlog. Deze chipfabrieken die nu ook hier in Duitsland worden gebouwd (bijv. Intel in Maagdenburg of TSMC en Infineon in Dresden) zijn daarom punten waar verzet kan en moet beginnen om een linkse kritiek te formuleren op zowel de voortschrijdende ecologische vernietiging als de normalisering van de oorlogslogica in de huidige meervoudige crisis. De chipindustrie is zowel zeer gespecialiseerd als wereldwijd geïntegreerd: hele toeleveringsketens zijn daarom afhankelijk van de producten en kennis van individuele bedrijven en locaties.

Deze tekst is een uitnodiging tot debat voor degenen die kritisch staan tegenover overheersing, voor deelnemers aan ecologische en antimilitaristische bewegingen. We willen een discussie en een praktijk die zich verzet tegen verdere militarisering en vernietiging van het milieu. Laten we nu uit deze toekomst breken – Keep the future unwritten!

Chipboom met ecologische consequenties

De “chipfabrikant” Nvidia is momenteel een van de grootste profiteurs van de AI-hausse. De productie van high-end grafische chips voldoet al lang niet meer aan de vraag. Sinds het uitbrengen van ChatGPT eind 2022 is de waarde van het bedrijf ongeveer verzesvoudigd tot meer dan twee biljoen dollar – en dat terwijl Nvidia zelf geen chips produceert, maar ze alleen ontwerpt en laat maken. Nvidia ontwerpt speciale krachtige chips die zijn ontworpen voor machinaal leren van zogenaamde kunstmatige neurale netwerken, die eenvoudige rekenbewerkingen in parallelle werking van vele onderling verbonden “processorkernen” bijzonder effectief kunnen verwerken.

Volgens een empirische voorspelling uit de jaren ’60 (“Wet van Moore”) verdubbelt door de verdere ontwikkeling van lithografische methoden in de chipproductie het aantal schakelingen op hetzelfde oppervlak uiterlijk elke twee jaar. Dit komt ruwweg overeen met een verdubbeling van de chipprestaties. Dit resulteert in een quasi-cyclische vervanging van computerhardware door nieuwere, krachtigere hardware in veel toepassingsgebieden.

Deze voortdurende vervanging veroorzaakt enorme milieuschade. In het bijzonder in een door technocraten nagestreefde wereld van permanent groei van dataficering en netwerken, waarin alles met alles geacht wordt te communiceren (smartificatie via 5G-netwerken / Industrie 4.0), neemt deze (cyclische vervangings-)productie van computerchips exponentieel toe.

Bovendien neemt de omvang van de milieuvernietiging voor de productie van één enkele chip toe naarmate de vermogensdichtheid toeneemt. Het duurt drie tot vier maanden voordat een siliciumschijf (wafer) de verschillende verwerkingsstadia heeft doorlopen om een eindproduct te worden. De wafers worden uitgebreid verwerkt in een groeiend aantal processtappen waarin microscopisch kleine lagen worden aangebracht, patronen worden ingebrand en overbodige onderdelen worden afgeschraapt in volledig geautomatiseerde processen. Het spoelen met enorme hoeveelheden ultrazuiver water is een belangrijk onderdeel van dit proces.

chip-dia1
Als we uitgaan van een stuk siliciumschijf (wafer) van dezelfde grootte voor een computerchip, dan vereist de modernste 2nm-procestechnologie aanzienlijk meer elektriciteit (x3,5) en ultrazuiver water (x2,3) voor de productie in vergelijking met de oudere 28nm-technologie. De uitstoot van broeikasgassen (in CO2-equivalenten) neemt toe met een factor 2,5 (per computerchip).(2)
chip-diag2

 

Voor de Taiwanese chipfabrikant TSMC, de grootste contractfabrikant ter wereld, die onder andere ook aan Apple levert, betekent dit momenteel dat TSMC verantwoordelijk is voor zes procent van het nationale elektriciteitsverbruik. De ecologische voetafdruk is catastrofaal, aangezien bijna de helft van de elektriciteit in Taiwan afkomstig is van vuile kolencentrales. Het bedrijf gebruikt 150 miljoen liter water per dag om de wafers te reinigen met ultrapuur water. Dit ondanks het feit dat Taiwan al jaren te kampen heeft met een tekort aan drinkwater. Door een gebrek aan regen en perioden van droogte is het niveau van de waterreservoirs aanzienlijk gedaald. In sommige steden in Taiwan moest het drinkwater al gerantsoeneerd worden en de waterdruk verlaagd om de wereldwijde toeleveringsketens van belangrijke halfgeleiders niet te verstoren. De regering laat in het hele land putten slaan en probeert boze rijstboeren te sussen met compensatiebetalingen.(3)

In een paper dat in oktober 2020 werd gepubliceerd, gebruikten onderzoekers van de Harvard University (4) openbaar beschikbare duurzaamheidsrapporten van bedrijven als TSMC, Intel en Apple om aan te tonen hoe het gebruik van computers toeneemt en daarmee ook de milieuschade. Verwacht wordt dat informatie- en computertechnologie in 2030 goed zal zijn voor 20% van de wereldwijde vraag naar energie, waarbij hardware verantwoordelijk is voor een groter deel van deze ecologische voetafdruk dan de werking van een systeem, aldus de onderzoekers: “Het grootste deel van de koolstofvoetafdruk is afkomstig van chipfabricage, niet van hardwaregebruik en energieverbruik.”

Het resultaat is dat de meest innovatieve chipfabrikanten al een grotere ecologische voetafdruk hebben dan sommige traditioneel vervuilende industrieën, zoals de auto-industrie. Uit bedrijfsgegevens blijkt bijvoorbeeld dat de fabrieken van Intel in 2019 al meer dan drie keer zoveel water verbruikten als de fabrieken van autofabrikant General Motors en meer dan twee keer zoveel gevaarlijk afval produceerden.

Halfgeleiders zijn de materiële kant van de informatietechnologische aanval

Het concept van de technologische aanval dient ons om een kritiek op technologie te ontwikkelen als een kritiek op macht en samenleving. Om te begrijpen waarom we innovaties en technische ‘vooruitgang’ als een aanval karakteriseren,

moeten we ons realiseren dat het juist de kapitalistische innovatietheoretici en -strategen zijn die innovatie opvatten als een alomvattend offensief, als een alomvattende shock. Een shock die niet alleen gericht is op de afbraak en reorganisatie van de arbeid, maar op de hele maatschappij op alle gebieden, van werk tot vervoer, gezin, opvoeding en cultuur. Ze zien innovaties niet simpelweg als ‘uitvindingen’. Ze vatten ze op als het inzetten van basistechnologieën die het potentieel hebben tot verstrekkende verwoesting of ook ‘disrupties’ en reorganisatorische onderwerpingen en africhting.” (5)

De informatietechnologische aanval waar we het hier over hebben isniet het eerste innovatie offensief:

In de zogenaamde ‘industriële revolutie’ bijvoorbeeld, dienden nieuwe machines (stoommachines, automatische weefgetouwen, enz.) niet alleen om verouderde vormen van arbeid en de daarop gebaseerde levensgewoonten te vernietigen, maar eerder om de hele bevolking ‘op te schudden’. […] [Een] daaropvolgende golf van geweld werd gelanceerd rond de elektrische en chemische industrie. Het was nauw verbonden met de vormen van gedragsdiscipline en mentale conditionering door het Taylorisme en het Fordisme. De materiële kern lag in de aanval van de technologie van de elektrisch aangedreven lopende band en haar utopie op de maatschappij als geheel. Als de centrale ‘uitvinder’ of ‘innovator’ noemde de Amerikaan Frederick Taylor zijn systeem zelf expliciet een ‘oorlog’ tegen de autonomie van arbeiders (meestal migrerende landarbeiders) en hun ongereguleerde manier van leven.” (6)

Informatietechnologie als overheersingstechniek

Zowel in China als in de VS en Europa vormen informatietechnologieën tegenwoordig een centrale pijler in de stabilisatie en handhaving van de kapitalistische heerschappij – zowel civiel als militair/politioneel. Ubiquitous computing (voor het overal plaatsvindende verzamelen en beschikbaar maken van alle mogelijke data uit het dagelijks leven, bijv. via smartphones) en een kunstmatig intelligente modellering van deze gegevens (bijv. voor gedragsvoorspelling), vooral met technieken van machinaal leren, zijn alleen mogelijk geworden door de enorme toename van de opslag- en rekencapaciteit van microchips in de afgelopen twee decennia.

De economische productiviteit is al lang afhankelijk van de kwaliteit en beschikbaarheid van IT-toepassingen en hun hardware, vooral daar waar arbeidskracht duur is. Zo kon de auto-industrie in Duitsland tijdens de pandemie van het coronavirus tijdelijk niet produceren omdat de benodigde chips en eenvoudige micro-elektronica niet beschikbaar waren vanuit het Verre Oosten.

Het repertoire aan regeringstechnieken die uiteindelijk gebaseerd zijn op informatietechnologieën en de daarvoor benodigde computerkracht, ook bekend als “digitalisering”, is daarbij behoorlijk divers. Nudging bijvoorbeeld lijkt goed te passen in het (post)democratische zelfbeeld van de EU. Deze technologie maakt het immers zeer wel mogelijk om zonder dwang gewenst gedrag te genereren. Een ander voorbeeld zijn de sociale kredietsystemen van de Chinese overheid, die een hoge druk uitoefenen op individuen om zich sociaal conform te gedragen. Deze verschillende, elkaar aanvullende overheersingstechnieken leiden tot een diepgaande transformatie van de samenleving. Ze zijn daarom een aanval op het leven en de arbeid van mensen. De regeringen van beide – zogenaamd totaal verschillende politieke systemen – erkennen de mogelijkheden die voortkomen uit de ontwikkeling van digitale technologieën en stimuleren de implementatie ervan. Een centraal effect van de technologische aanval is de creatieve destructie (Schumpeter) van bestaande sociale structuren en vormen van socialiteit. Dit heeft twee belangrijke doelen. Enerzijds worden door de aanval voortdurend nieuwe gebieden van het menselijk leven gevaloriseerd in de zin van een oorspronkelijk accumulatie voor het kapitaal. Anderzijds maakt de technologische aanval het mogelijk om sociaal gedrag (bij benadering) te voorspellen en te sturen. Het is er dus op gericht om een voorspellende controlemaatschappij te creëren.

Computerchips zijn een cruciale bron voor de oorlogsindustrie

Al kort nadat ze in 1933 aan de macht waren gekomen, begonnen de nazi’s de Duitse economie voor te bereiden op de oorlog. Het aandeel van de bewapeningskosten in het BBP steeg tussen 1933 en 1938 van 1% naar 20%. De genomen maatregelen omvatten ook de bouw van staalfabrieken, die zeer oneconomisch waren omdat ze niet konden concurreren met goedkoop (bijv. Sovjet) staal op de wereldmarkt. De nazi-staat subsidieerde de industrie massaal en rechtvaardigde dit met de noodzaak van economische “zelfvoorziening”. Vandaag de dag subsidiëren degenen die hun nationale economie “onafhankelijk” willen maken van buitenlandse goederen en dus klaar voor oorlog, niet langer in de eerste plaats staal-, aluminium- of rubberfabrieken, maar vooral chipfabrieken en energiebedrijven. De enorme stijging van de bewapeningsuitgaven in veel landen sinds het begin van de oorlog in Oekraïne, gekoppeld aan het streven naar economische “onafhankelijkheid” in sleutelsectoren zoals de halfgeleiderproductie en de energievoorziening, en de gelijktijdige ideologische bewapening (“Rusland ruïneren”) dienen een gemeenschappelijk doel: “klaar zijn voor oorlog”. Zo noemde de Duitse minister van Oorlog het tenminste. Als dit voorbereidende doel eenmaal is bereikt, is het nog maar een kleine stap naar het daadwerkelijk voeren van oorlog. Rusland heeft onlangs laten zien hoe snel dit kan gaan.

Computerchips zijn vanaf het begin een belangrijke militaire technologie geweest. Het startpunt voor de ontwikkeling van de eerste computers was de Tweede Wereldoorlog. De eerste decennia werden sterk gekenmerkt door investeringen en eisen van het leger. Hoewel de verspreiding van pc’s, laptops en uiteindelijk mobiele apparaten in de civiele sector sinds de jaren 1970 heeft geleid tot de ontwikkeling van een steeds uitgebreidere digitale samenleving, blijft het gebruik voor militaire doeleinden een belangrijke drijfveer voor de ontwikkeling van halfgeleiders. Enorme onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten hebben decennialang militair relevante computertechnologieën bevorderd.

Zelfs conventionele wapens zoals raketten, bommen, enz. worden al lang uitgerust met chips. Naar verluidt moest Rusland tijdens de oorlog in Oekraïne vanwege gebrek aan microchips deze uit witgoed (wasmachines, enz.) halen en ze in eigen wapensystemen inbouwen om zo exportverboden te omzeilen.(7) Naarmate wapensystemen steeds meer genetwerkt en autonoom worden, zullen de prestaties van IT-systemen en dus de beschikbaarheid van microchips die de nodige rekenkracht leveren een steeds belangrijkere rol spelen bij het bepalen van de militaire sterkte. Steeds meer AI-toepassingen vinden hun weg naar militaire IT-systemen: chatbots à la Chat-GPT worden geïmplementeerd in gevechtsmanagementsystemen (bijv. “AIP for Defence” van Palantir Inc.(8) en in simulatiesystemen voor de strijdkrachten) en in simulatiesystemen voor de ontwikkeling van complexe besluitvormingsprocessen, bijv. bij de verdediging tegen vijandelijke droneaanvallen (bijv. “Ghostplay” van het Bundeswehr Centrum voor Digitalisering en Technologisch Onderzoek (9)) of voor propagandadoeleinden en gerichte desinformatiecampagnes met behulp van door AI gegenereerde nepbeelden en -teksten. De belangrijkste taalmodellen zijn dual-use (civiel+militair) geworden, al voordat het bedrijf OpenAI de civiele clausule voor het gebruik van ChatGPT in januari 2024 heeft geschrapt.

Geavanceerde halfgeleiders in het middelpunt van de strijd om technologische superioriteit tussen de VS en China

In maart 2023 kondigde de Nederlandse regering onder druk van de Amerikaanse regering nieuwe beperkingen aan op de export van lithografische machines, d.w.z. de belichtingsmachines die centraal staan bij de productie van steeds krachtigere chips. De machines van ASML, de grootste producent van apparatuur voor chipfabricage met een marktaandeel van bijna 90%, mogen nu alleen met een speciale vergunning naar China worden geëxporteerd. Het doel van deze maatregel is om het moeilijker te maken voor China om zijn eigen chipproductie op te bouwen. China is al de grootste chipproducent ter wereld voor verouderde productietechnologieën vanaf 80nm en heeft dus een zeer relevante eigen industrie in deze sector. Het is echter niet in staat om de cruciale high-performance chips te produceren die nodig zijn voor bijvoorbeeld moderne servers, laptops, smartphones en grafische kaarten. Het Taiwanese bedrijf TSMC heeft een marktaandeel van meer dan 90%, vooral voor halfgeleiders in productietechnologieën onder 14nm, hoewel Chinese bedrijven de afgelopen maanden herhaaldelijk melding hebben gemaakt van beslissende doorbraken (10). De outsourcing van de halfgeleiderproductie van de kapitalistische centra naar Taiwan aan de andere kant van de Stille Oceaan is een product van de neoliberale globalisering en de daarmee gepaard gaande deïndustrialisering in veel van de centra zelf.

In het algemeen kan worden gesteld dat de halfgeleiderindustrie zeer gespecialiseerd is en dat (wereldwijde) toeleveringsketens afhankelijk zijn van individuele bedrijven of fabrieken op veel plaatsen. Het is bijvoorbeeld niet alleen het Nederlandse bedrijf ASML waarvan de levering van nieuwe productiesystemen afhangt. ASML is zelf afhankelijk van andere leveranciers. De krachtige laser die wordt gebruikt om de wafers te belichten, is ontwikkeld door het in Ditzingen gevestigde machinebouwbedrijf Trumpf. Het spiegelsysteem dat wordt gebruikt om deze lasers naar het doel te leiden, is ontwikkeld door Zeiss uit Oberkochen. Zeiss gaat er ook prat op dat 80% van alle microchips die wereldwijd geproduceerd worden, geproduceerd worden met behulp van haar eigen optische systemen.(11). Maar dat is niet alles – bij de productie van halfgeleiders zelf zijn honderden chemicaliën nodig. Sommige daarvan kunnen ook maar door een paar bedrijven worden geproduceerd. In Duitsland zijn dat BASF en Merck. En – je raadt het al – Merck beweert ook dat de chemicaliën die het produceert in bijna elke microchip ter wereld zitten. Vanwege hun belang voor de productie van halfgeleiders heeft de Duitse regering ook gesproken over exportbeperkingen voor in Duitsland geproduceerde chemicaliën naar China in april 2023.(12)

China reageerde op zijn beurt in augustus 2023 met een exportbeperking voor gallium en germanium naar de EU. Deze grondstoffen zijn essentieel voor de productie van microchips. China is ’s werelds grootste producent van de mineralen gallium en germanium. De EU betrekt hiervan respectievelijk 71 en 45 procent uit China. De EU en haar belangrijkste westerse bondgenoot, de VS, werken er hard aan om hun eigen grondstoffenbasis op te bouwen. China reageerde op zijn beurt in augustus 2023 met een exportbeperking voor gallium en germanium naar de EU. Deze grondstoffen zijn essentieel voor de productie van microchips. China is ’s werelds grootste producent van de mineralen gallium en germanium. De EU betrekt hiervan respectievelijk 71 en 45 procent uit China. De EU en haar belangrijkste westerse bondgenoot, de VS, werken er hard aan om hun eigen grondstoffenbasis op te bouwen.

De handelsoorlog laat zich niet tegenhouden door verliezen van de nationale ondernemingen

De initiatieven en investeringsprogramma’s van de VS, China en nu ook de EU om minder afhankelijk te worden van Taiwan voor de productie van halfgeleiders zijn niet nieuw, maar dateren van minstens het midden van de jaren 2010. Ze zijn gebaseerd op het besef dat microchips niet zomaar een willekeurig industrieel product zijn, maar een “sleuteltechnologie” vertegenwoordigen, zoals momenteel met name blijkt uit het debat rond het exportverbod op Nvidia-chips voor het trainen van AI. (13) Met “onafhankelijker worden”, “ontkoppelen” of – zoals de EU het noemt – “risico’s wegnemen”, bedoelen de regeringen van deze landen vooral dat hun vermogen om kapitalistische winsten te genereren of hun vermogen om oorlog te voeren, niet mag worden beperkt door andere staten. Er is daarbij geenszins sprake van een eenzijdig sanctie- of protectionistisch beleid van westerse staten. Want ook China neemt harde maatregelen om terrein te winnen in de “chipoorlog”. Zo heeft de Chinese overheid grote bedrijven in eigen land verboden om (geheugen)chips te kopen van het Amerikaanse bedrijf Micron Technology. Deze chips kunnen in China zelf gemaakt worden – ook al wordt de markt in dit segment momenteel (nog) gedomineerd door anderen.

Alle belangrijke softwaretools voor chipontwerp zijn van westerse bedrijven. China heeft minder dan één procent marktaandeel in het wereldwijde chipontwerp. De belichtingssystemen voor krachtige chips (fotolytographie, link toegevoegd door GI) kunnen alleen door het Nederlandse bedrijf ASML worden gemaakt. Chinese bedrijven zijn daarentegen alleen met zeer verouderde productietechnologieën concurrerend op de wereldmarkt. Op dit moment hebben de VS dus absoluut nog een zekere voorsprong op China in de chipsector, maar die wordt snel kleiner. De VS en de EU zijn bovendien net zo “afhankelijk” van de productie in Taiwan als China. De kwetsbare toeleveringsketens van chips uit de Taiwanese productie vormen een enorm risico voor de regeringen gezien hun economisch en militair belang. Vooral omdat geen van de staten er zeker van kan zijn dat ze deze toeleveringsketens in geval van nood in stand kunnen houden door middel van militaire dreigementen en uiteindelijk oorlog. Deze uitgangssituatie geeft aanleiding tot de hoop dat het risico op oorlog aan alle kanten als te hoog wordt ingeschat. Want de Amerikaanse regering wil met alle middelen voorkomen dat China zijn achterstand verder inloopt, zowel wat betreft de benodigde expertise op het gebied van bijvoorbeeld chipontwerp als de bestaande productiecapaciteiten. De Chinese regering van haar kant heeft zich met haar programma Made in China 2025 ten doel gesteld om in 2049 ’s werelds grootste productiemacht te worden. In China gaat men er dus van uit dat de eigen economie meer kan profiteren van de “op regels gebaseerde wereldorde” dan diegenen die er het meest van hebben geprofiteerd sinds de invoering ervan na de Tweede Wereldoorlog.

De actuele afkeer van vrijhandel in de VS en de EU is de bevestiging dat deze inschatting ook daar wordt gedeeld. Het neoliberale dogma van de afgelopen decennia wordt in deze landen ook steeds meer in twijfel getrokken tegen de achtergrond van het succesvolle Chinese staatsinterventionisme. Om haar mondiale machtsposities te behouden is de Amerikaanse overheid bereid om zelfs grote techbedrijven economische schade toe te brengen. Apple is bijvoorbeeld niet zo enthousiast over het economische protectionisme van de VS ten opzichte van China. De apparaten van het bedrijf worden daar immers geassembleerd, ook al worden ze ontworpen in Californië en kunnen de benodigde chips alleen door TSMC in Taiwan in voldoende kwaliteit en kwantiteit worden geproduceerd. In tegenstelling tot bedrijven als Google, die Chinese bedrijven als concurrenten moeten vrezen, vooral op het gebied van kunstmatige intelligentie, heeft vooral Apple vooral geprofiteerd van de geglobaliseerde arbeidsdeling met China en wil het deze handel graag voortzetten.

China is van “ontwikkelingsland” uitgegroeid tot “systeemrivaal”

De regeringen in de EU-lidstaten en de VS hebben China erkend als de eerste serieus te nemen “systeemrivaal” sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Ze zien dat de Volksrepubliek op weg is om mogelijk de grootste economische macht ter wereld te worden en nu ook in delen van de hightechsectoral al beter presteert dan toonaangevende westerse bedrijven. Huawei is bijvoorbeeld het bedrijf dat in 2020 wereldwijd de meeste patenten heeft aangemeld. Een groot deel van de netwerktechnologie die wereldwijd wordt geïnstalleerd, zoals voor 5G, is afkomstig van dit bedrijf. Ook in andere kerngebieden, zoals kunstmatige intelligentie, zijn de meeste wetenschappelijke publicaties ondertussen van Chinese oorsprong (hoewel de kwaliteit van deze publicaties wordt betwist).

Naïef bekeken kan het paradoxaal lijken dat westerse landen China als rivaal of concurrent bestrijden. China heeft zich immers binnen de “op regels gebaseerde wereldorde” door een kundig economisch beleid en door zich open te stellen voor de kapitalistische wereldmarkt, ontwikkeld van een van de armste “ontwikkelingslanden” tot de op een na sterkste economie ter wereld in termen van BBP. Dat China hiertoe in staat was is een uitzonderlijk geval dat in deze vorm duidelijk nooit zo bedoeld was door degenen die “ontwikkeling” beloofden door economische en politieke openstelling, maar daarbij alleen dachten aan toegang tot grondstoffen en afzetmarkten. De Chinese Communistische Partij (CCP) onder Deng Xiaoping richtte zich voor economische ontwikkeling sterk op buitenlandse investeringen. Westers kapitaal werd echter niet onvoorwaardelijk toegelaten in het land. Buitenlandse bedrijven moesten voor hun investeringen joint ventures aangaan met Chinese bedrijven. Bovendien waren technologieoverdracht naar China en gebruik van lokale Chinese leveranciers een voorwaarde voor de investeringen en waren alleen productieve investeringen (bv. de bouw van productiefaciliteiten) toegestaan, geen louter financiële investeringen (bv. de aankoop van aandelen van bestaande bedrijven). Dit ging gepaard met een zeer restrictief valuta- en kredietbeleid. Met deze strategie is het China gelukt om eigen concurrentiekrachtige ondernemingen te laten ontstaan. Het feit dat de CCP in staat was deze voorwaarden op te leggen aan het kapitalistische buitenland was te danken aan het feit dat China zowel een enorm reservoir van goedkope arbeidskrachten alsook de bijbehorende afzetmarkt had. De omvang van het land maakte het zo aantrekkelijk voor buitenlands kapitaal, dat de regeringen van geïndustrialiseerde landen compromissen sloten die andere landen niet konden krijgen.

De verwachting van de VS en leidende EU-landen dat de opening van de markt gepaard zou gaan met een politieke opening is slechts op rudimentaire wijze uitgekomen, bijvoorbeeld de oprichting van een rechtsstaat als voorwaarde voor kapitaalinvesteringen. Veel van de machtstechnieken die elders met succes worden gebruikt voor het realiseren van economische afhankelijkheid (sancties, schulden, bedrijfsovernames, enz.) alsook het beïnvloeden van de burgermaatschappij (bijvoorbeeld door het ondersteunen van NGO-netwerken, journalisten en activisten), zijn van buitenaf vrijwel onmogelijk toe te passen in China. Dit is geen toeval, maar te wijten aan het feit dat de CCP zich zeer bewust was van de risico’s van beïnvloeding van buitenaf toen ze het land openstelde. Als we de economische openstelling begrijpen als een verandering van strategie door de Chinese elites na de dood van Mao, wordt het duidelijk dat de continuïteit van het socialistische China naar buiten toe in het nationalisme ligt en naar binnen toe in het paternalistische beleid van de CCP. Van China een land met een mondiale reputatie maken was al het uitgesproken doel onder Mao (zelfs vóór het socialisme). Dit doel laat zich in de reëel bestaande wereld effectiever verwezenlijken met kapitalistische middelen dan met socialistische. Dat de ontwikkeling van de Volksrepubliek tot een staat op gelijkwaardig niveau (zowel economisch als politiek) niet zo maar wordt getolereerd door de tot nog toe heersenden, blijkt uit de steeds luidere vijandsverklaringen in de berichtgeving in de media alhier. Dit ondanks het feit dat een dergelijke economische ontwikkeling naar de maatstaven van de Europese en Amerikaanse regeringen een ‘voorbeeld’ zou kunnen zijn voor veel andere landen. In tegenstelling tot de regeringen van parlementaire democratieën kan de CCP niet alleen het verloop van een regeerperiode plannen, maar ook langetermijnstrategieën nastreven, zoals de Nieuwe Zijderoute.

Framing van China als een autoritaire staat van onrecht

Zonder twijfel is China een autoritaire, onrechtvaardige staat – maar zowel de VS als de EU proberen uit de economische en politieke concurrentie met China een benadrukte morele concurrentie te construeren, die China als een autoritaire staat van willekeur afzet tegen een ‘democratisch Westen’. Dit is bijvoorbeeld te zien in de berichtgeving over de protesten in Hongkong, “de kwestie Taiwan” en de onderdrukking van de Oeigoeren. Er zijn goede redenen om de acties van de Chinese regeringen te bekritiseren. Ze streven in de eerste plaats nationale belangen na en de zekerstelling van hun eigen heerschappij. De invoering van het kapitalisme bijvoorbeeld – overigens zelden door westerse landen bekritiseerd – werd op een volledig autoritaire manier over de hoofden van de mensen in China heen opgelegd en is zeker een van de belangrijkste redenen waarom er daar vandaag de dag zoveel maatschappelijke tegenstellingen zijn en daarmee gepaard gaande protesten, stakingen, enzovoort. (14) Deze sociale botsingen en arbeidsconflicten laten overigens ook zien dat we het hier te lande vaak geschetste beeld van de confucianistisch-conformistische Chinezen snel moeten vergeten. Bij de beoordeling van de onderdrukking van deze protesten, wordt in de berichtgeving alhier duidelijk met twee maten gemeten. In de regio Xinjiang zijn er bijvoorbeeld verschillende islamistische aanvallen geweest op Han-Chinezen, waarbij soms honderden doden zijn gevallen. Hoe hebben democratische staten gereageerd op vergelijkbare gebeurtenissen? De VS hebben bijvoorbeeld gelijktijdig meerdere aanvalsoorlogen gevoerd na 11 september 2001 met honderdduizenden doden. Deze praktijk zouden Amerikaanse ministers van buitenlandse zaken als maatstaf moeten nemen, wanneer ze China bekritiseren voor de mensenrechtenschendingen tegen de Oeigoeren in Xinjiang. Vanuit emancipatorisch perspectief is er geen reden om partij te kiezen voor een van beide kampen.

Taiwan is een ander voorbeeld van de simpele benadering in de media hier. Het eiland dat voor het Chinese vasteland ligt, is niet alleen belangrijk vanwege zijn halfgeleiderindustrie, maar ook vanwege zijn geografische ligging als marine- en luchtmachtbasis voor de controle over de Straat van Taiwan, een van de drukst bevaren handelsroutes ter wereld. In 1949 trok de Kuomintang zich terug op dit eiland na hun nederlaag in de burgeroorlog. Tot de jaren 1980/90 regeerden ze daar in een eenpartijdictatuur en als bondgenoten van de VS tegen communistisch China ontvingen ze ook overeenkomstige wapenleveranties (en hadden die al ontvangen voordat ze naar Taiwan vluchtten). In de jaren 1970 en 1980 wilden de VS China losmaken van het socialistische blok. Om deze opening en diplomatieke betrekkingen met de Volksrepubliek te bewerkstelligen, sloten ze drie verdragen die het één-China-beleid erkenden en stemden ze er ook mee in om hun eigen troepen terug te trekken en hun wapenleveranties aan Taiwan stop te zetten. De Amerikaanse regeringen hebben zich eigenlijk nooit aan dit laatste gehouden. De democratische president “Yes we can”-Obama gaf zelfs toestemming voor 14 miljard dollar aan wapenleveranties aan Taiwan. Zijn opvolgers Trump en Biden hebben dit beleid voortgezet.

Ook Duitsland steunt formeel het één-China-beleid volgens Deng Xiaoping’s leidende principe van “één land, twee systemen”, dat verwijst naar Hong Kong en Macau. Dus als de Duitse minister van Buitenlandse Zaken zegt: “Wij accepteren het niet als het internationaal recht wordt geschonden en een groter buurland zijn kleinere buurland binnenvalt in strijd met het internationaal recht – en dat geldt natuurlijk ook voor China.” Dan kan het spreken over twee buren zeker worden gezien als een herziening van het één-China-beleid. Het één-China principe betekent immers dat we het niet over buren hebben, maar over één land. Het is zinloos om te discussiëren over het één-China principe, omdat het absoluut niet gaat over sociale kwesties of het zelfbeschikkingsrecht van mensen, maar over de territoriale aanspraken van staten en hun regeringen. Toch is de zin opmerkelijk. Omdat het het kader schetst voor een mogelijke toekomstige militaire escalatie van het conflict met de Volksrepubliek, om daarmee de legitimiteit van oorlogsinmenging in welke vorm dan ook voor te bereiden. Bij de oorlog in Oekraïne waren vergelijkbare rechtvaardigingen voor mobilisering van de bevolking zo succesvol dat zelfs vermeende antimilitaristen en anarchisten massaal ten strijde trokken.

Het aanroepen van de fundamentele tegenstelling tussen democratie en autocratie, zoals bijvoorbeeld door de president van de VS werd gedaan, moet worden begrepen tegen de achtergrond van de verklaarde systeemrivaliteit. Terwijl de parlementaire democratieën voortdurend nieuwe autoritaire elementen integreren in hun eigen bestuurstechnieken, wijzen ze tegelijkertijd met de vinger naar Iran, Rusland of China als het autoritaire Andere. Daarentegen hebben ze geen probleem met vergelijkbaar “ondemocratische” staten als Saoedi-Arabië of Turkije. Voor deze beleidsmakers is het niet tegenstrijdig om enerzijds aan de kaak te stellen dat demonstreren met een blanco bord in Rusland leidt tot arrestatie, en tegelijkertijd zelf de vrijheid van vergadering te beperken door politiewetten, de surveillance bevoegdheden van de staat enorm uit te breiden en een wreed EU-grensregime te ontwikkelen. Deze kritiek is niet bedoeld om alle verschillen uit te vlakken, maar een zekere scepsis ten opzichte van het goed-slecht schema dat politici en de media hier te lande schetsen is zeker op zijn plaats.

Wat zijn de redenen om de genoemde toestanden in het ene geval scherp te bekritiseren en in het andere geval opzettelijk te negeren. De identitaire constructie van de strijd van een “democratisch Westen” tegen een “autoritair Oosten” vertoont aanzienlijke structurele overeenkomsten met bekende nationalistische vertogen over het mobiliseren van de eigen bevolking voor oorlog en doet geen recht aan de complexiteit van de werkelijke machtsverhoudingen. Nationalistische vertogen zijn niet verdwenen, maar ze worden binnen het kamp van het progressieve kapitaal (trefwoorden: “turning point”, “the great reset”, “green new deal” en “Bidenomics”) aangevuld en overschaduwd door gemoderniseerde vertogen. Zelfs binnen het “democratische Westen” worden beide discoursen niet absoluut afgedwongen, maar blijven ze omstreden, zoals Trump, AfD maar ook Christian Lindner laten zien. Deze discoursen zijn geenszins nieuw. Integendeel – ze vormden al een beslissende legitimatiebasis voor de eerste burgerlijke revoluties.

Conclusie

Er zijn goede redenen om verzet te bieden tegen de bouw van nieuwe chipfabrieken. Want de halfgeleiders die daar geproduceerd worden vormen immers de materiële basis van een technologische aanval die steeds meer gebieden van ons leven kapitalistisch valoriseert en gericht is op een patriarchale optimalisatie- en controlemaatschappij. Emoties worden vastgelegd en gestuurd om ons leven te optimaliseren ten gunste van de belangen van de technocratische aanjagers. Hierbij blijven we alleen en geïsoleerd achter. Ons verlangen naar sociale gemeenschap kan niet worden vervuld door digitale interactie op het scherm in ‘sociale netwerken’, het kan daardoor alleen worden onderdrukt. ‘Verdeel en heers’ is zeker geen nieuwe techniek van overheersing, maar het krijgt een nieuwe kwaliteit in de sociale atomisering van de gedigitaliseerde samenleving. Zorg, gemeenschap, empathie en lichamelijkheid verliezen aan betekenis. Het patriarchaat, belichaamd door de Duitse minister van Oorlog en de ‘feministische’ minister van Buitenlandse Zaken, wil de ’technologisch-economisch hoogmoedige’ toestand van ‘oorlogsbereidheid’ herstellen.

Om dit te voorkomen zijn onmiskenbare signalen nodig dat we geen deel uitmaken van een ‘gesloten thuisfront’ en dat de confrontatiepolitiek met China in de strijd om technologische suprematie op het gebied van halfgeleiders en informatietechnologieën niet zonder verzet kan worden doorgezet. De geschiedenis van sociale bewegingen laat zien dat er veel mogelijkheden zijn, juist aan de materiële kant, om weerstand te bieden tegen (nieuwe) technologieën als technieken van overheersing.

Nieuwe halfgeleiderfabrieken en de AI-hype die ze veroorzaken, dragen niet bij aan het oplossen van de klimaatcrisis. Integendeel, ze verbruiken enorme hoeveelheden hulpbronnen. Het is zelfs volstrekt onzinnig om halfgeleiders in Europa te produceren als de fabrieken waar bijvoorbeeld onze smartphones worden geassembleerd nog steeds in Oost-Azië staan vanwege de loonkosten. De klimaatcrisis laat zich niet oplossen door AI of andere technologische ontwikkelingen, maar vereist ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Deze veranderingen – we zouden ze een sociale revolutie kunnen noemen – worden eerder voorkomen dan bevorderd door een mentale mobilisatie voor de volgende oorlogen om technologische suprematie.

We zien graag tegenspraak, aanvullingen, instemming, verder denken en een politieke praktijk!

 

Noten:

 

1) Dat geldt overigens ook voor standaardkomponenten als laptops en smartphones.

2) The environmental footprint of logic CMOS technologies, IMEC Studie, M.Bardon, B. Parvais (2020), https://www.imec-int.com/en/articles/environmental-footprint-logic-cmos-technologies

3) https://taz.de/Oekologischer-Fussabdruck-von-KI/!5946576/

4) U. Gupta et. al. (2020), Chasing Carbon: The Elusive Environmental Footprint of Computing, http://arxiv.org/pdf/2011.02839

5) IT – Der technologische Angri? des 21. Jahrhunderts“ in DISRUPT, https://capulcu.blackblogs.org/wp-content/uploads/sites/54/2018/10/Disrupt2018-11web.pdf

6) ibid

7) https://www.forbes.com/sites/erictegler/2023/01/20/is-russia-really-buying-home-appliances-to-harvest-computer-chips-for-ukraine-bound-weapons-systems/

8) „AIP for Defense“, Palantir, https://www.palantir.com/platforms/aip/defense/

9) „Ghostplay“, dtec.bw, https://www.ghostplay.ai/

10) https://www.ecns.cn/news/sci-tech/2023-11-29/detail-ihcvixpi0428703.shtml en https://www.reuters.com/technology/huaweis-new-chip-breakthrough-likely-trigger-closer-us-scrutiny-analysts-2023-09-05/

11) https://www.handelsblatt.com/unternehmen/industrie/industrie-chipherstellung-eine-frage-der-chemie/24995018.html

12) https://archive.is/https://www.bloomberg.com/news/articles/2023-04-27/berlin-erwagt-exportbeschrankung-von-chip-chemikalien-nach-china

13) https://www.reuters.com/technology/how-us-will-cut-off-china-more-ai-chips-2023-10-17/ (*14) https://www.akweb.de/bewegung/daniel-fuchs-es-braucht-eine-linke-china-perspektive/

14) https://www.akweb.de/bewegung/daniel-fuchs-es-braucht-eine-linke-china-perspektive/